Home

Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 december 2021

Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 december 2021

Gegevens

Instantie
Gerechtshof EU
Datum uitspraak
21 december 2021

Uitspraak

Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 december 2021 – HB / Commissie

(zaak T‑796/19)

"„Overheidsopdrachten voor diensten - Verrichting van diensten voor technische bijstand aan de Oekraïense autoriteiten - Besluit tot verlaging van het bedrag van de opdracht en tot terugvordering van de reeds betaalde bedragen - Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Handeling die deel uitmaakt van een zuiver contractueel kader waarmee zij onlosmakelijk is verbonden - Geen arbitragebeding - Niet-ontvankelijkheid - Geen schadevorderingen die van de overeenkomst kunnen worden gescheiden”"

Beroep tot nietigverklaringVoorwaarden voor ontvankelijkheidAmbtshalve onderzoek

(art. 263 VWEU)

(zie punt 48)

Beroep tot nietigverklaringBeroep dat in werkelijkheid een contractueel geschil betreftVerzoek tot nietigverklaring van een besluit inzake de verlaging van de voor een opdracht verschuldigde bedragen en tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragenOvereenkomst met een forumkeuzebeding ten gunste van de nationale rechterOnbevoegdheid van de UnierechterNiet-ontvankelijkheid

(art. 263, 272 en 274 VWEU; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 102 en 103; verordening nr. 2519/97 van de Commissie, art. 22)

(zie punten 49‑53, 66, 67)

Beroep tot nietigverklaringVoor beroep vatbare handelingenBegripHandelingen die bindende rechtsgevolgen sorterenBeoordeling van deze gevolgen aan hand van de wezenlijke inhoud van de handeling

(art. 263 VWEU)

(zie punt 60)

Handelingen van de instellingenVerordeningenRechtstreekse toepasselijkheid

(art. 288, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 72)

Niet-contractuele aansprakelijkheidVoorwaardenOnrechtmatigheidSchadeCausaal verbandCumulatieve voorwaarden

(art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 94)

Niet-contractuele aansprakelijkheidVoorwaardenOnrechtmatigheidSchending van een contractuele bepalingUitgesloten

(art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 95)

Voorwerp

Ten eerste, verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit C(2019) 7318 final van de Commissie van 15 oktober 2019 inzake de verlaging van de bedragen die zijn verschuldigd uit hoofde van opdracht TACIS/2006/101‑510 en de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, ten tweede, verzoek krachtens artikel 340, tweede alinea, VWEU strekkende tot terugbetaling van alle bedragen die de Commissie op grond van dit besluit eventueel heeft teruggevorderd, vermeerderd met vertragingsrente, en tot een symbolische vergoeding van de immateriële schade die verzoekster stelt te hebben geleden

Dictum

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover het strekt tot nietigverklaring van besluit C(2019) 7318 final van de Commissie van 15 oktober 2019 inzake de verlaging van de bedragen die zijn verschuldigd uit hoofde van opdracht TACIS/2006/101‑510 en tot terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen.

Het beroep wordt ongegrond verklaard voor zover het de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie betreft.

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten, met inbegrip van de kosten van het kort geding.