Home

Zaak T-30/19: Beroep ingesteld op 15 januari 2019 — CRIA en CCCMC / Commissie

Zaak T-30/19: Beroep ingesteld op 15 januari 2019 — CRIA en CCCMC / Commissie

4.3.2019

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/67


Beroep ingesteld op 15 januari 2019 — CRIA en CCCMC / Commissie

(Zaak T-30/19)

(2019/C 82/79)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: China Rubber Industry Association (CRIA) (Peking, China) en China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemicals Importers & Exporters (CCCMC) (Peking) (vertegenwoordigers: R. Antonini, E. Monard en B. Maniatis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

uitvoeringsverordening (EU) 2018/1579 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde nieuwe of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber, van de soort gebruikt voor autobussen of vrachtwagens, met een belastingsindex van meer dan 121, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2018/163, nietig te verklaren voor zover zij verzoeksters en hun relevante leden betreft, en

de Commissie te verwijzen in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

1.

Eerste middel: de bestreden verordening schendt artikel 3, leden 1, 2, 5 en 8, en artikel 17 van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad („basisverordening”) (1) doordat de schade in de bestreden verordening wordt geanalyseerd op basis van de „gewogen” gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Zelfs gesteld dat de weging zou zijn toegestaan, levert de wijze waarop dit is gebeurd schending op van artikel 3, leden 2, 3 en 5, en artikel 9, lid 4, van de basisverordening.

2.

Tweede middel: door van een nieuw loopvlak voorziene banden in aanmerking te nemen, verkrijgt de Commissie in strijd met artikel 3, leden 1, 2, 5 en 6, en artikel 4, lid 1, van de basisverordening geen logische basis voor de rest van haar onderzoek. De schadeanalyse en de analyse van het oorzakelijk verband, waarin wordt voorbijgegaan aan de segmentering tussen nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden, is niet gebaseerd op positief bewijsmateriaal en vormt geen objectief onderzoek, in strijd met artikel 3, leden 2, 5 en 6, van de basisverordening.

3.

Derde middel: de beoordeling van de gevolgen voor de prijzen (prijsonderbieding en prijsbederf) en de vaststelling van het schade-opheffend prijsniveau zijn in strijd met artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 9, lid 4, van de basisverordening omdat daarbij geen rekening wordt gehouden met het feit dat een nieuwe band per kilometer aanzienlijk meer kost dan een band die van een nieuw loopvlak is voorzien en omdat wordt uitgegaan van geconstrueerde exportprijzen.

4.

Vierde middel: de incoherenties en tegenstrijdigheden in de analyse van het oorzakelijk verband en het feit dat die niet steunt op positief en/of objectief bewijsmateriaal, leveren schending op van artikel 3, leden 2 en 6, van de basisverordening. In strijd met artikel 3, leden 2 en 7, van de basisverordening wordt in de bestreden verordening evenmin passend onderzoek gedaan naar andere bekende factoren om te voorkomen dat de door deze andere factoren veroorzaakte schade aan de invoer met dumping wordt toegeschreven.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft verzoeksters’ rechten van verdediging alsook artikel 6, lid 7, artikel 19, leden 1 tot en met 3, en artikel 20, leden 2 en 4, van de basisverordening geschonden door hen niet in kennis te stellen van noch inzage te verlenen in de informatie die voor de vaststellingen inzake schade en dumping relevant is.

6.

Zesde middel: de correctie voor indirecte belastingen schendt artikel 2, lid 10, onder b), en artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.