Beschikking van de president van het Gerecht van 5 maart 2020
Beschikking van de president van het Gerecht van 5 maart 2020
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof EU
- Datum uitspraak
- 5 maart 2020
Uitspraak
Beschikking van de president van het Gerecht van 5 maart 2020 –
HB/Commissie
(Zaak T‑796/19 R)
"„Kort geding - Overheidsopdrachten voor diensten - Onregelmatigheden in de aaanbestedingsprocedure - Terugvordering van reeds betaalde bedragen - Debetnota - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”"
1. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorlopige maatregelenVoorwaarden voor toekenningFumus boni jurisSpoedeisendheidErnstige en onherstelbare schadeCumulatieve voorwaardenAfweging van alle betrokken belangenVolgorde van onderzoek en wijze van toetsingBeoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding
(Art. 278 en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)
(zie punten 29, 31, 32, 69‑72)
2. Kort gedingVoorwaarden voor ontvankelijkheidVerzoekschriftVormvereistenUiteenzetting van de middelen op grond waarvan de toekenning van de gevorderde maatregelen aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt
(Art. 278 en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)
(zie punt 34)
3. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorlopige maatregelenVoorwaarden voor toekenningSpoedeisendheidErnstige en onherstelbare schadeBewijslastZuiver hypothetische schade die gebaseerd is op toekomstige en onzekere gebeurtenissenOntoereikend ter rechtvaardiging van spoedeisendheidDebetnota van een instelling zonder uitvoerbaar karakterGeen spoedeisendheid
(Art. 278, 279 et 299, eerste alinea, VWEU)
(zie punten 45, 46, 48, 52, 54, 64, 76)
4. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorlopige maatregelenVoorwaarden voor toekenningSpoedeisendheidErnstige en onherstelbare schadeBewijslastFinanciële schadeSchade die later kan worden hersteld door middel van een beroep tot schadevergoedingSchade die niet als onherstelbaar kan worden aangemerkt
(Art. 278 en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)
(zie punt 55)
5. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorlopige maatregelenVoorwaarden voor toekenningSpoedeisendheidErnstige en onherstelbare schadeBewijslastFinanciële schadeSituatie waarin het voortbestaan van de verzoekende vennootschap in gevaar komt of haar marktpositie onherstelbaar wordt gewijzigdBeoordeling met inachtneming van de situatie van de groep waartoe zij behoort
(Art. 278 en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)
(zie punten 57, 58)
6. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorwaarden voor toekenningSpoedeisendheidAantasting van de reputatie van de verzoekerMorele schade die in het kort geding niet beter kan worden hersteld dan in de hoofdzaakGeen
(Art. 278 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156)
(zie punten 67, 68)
7. Kort gedingOpschorting van tenuitvoerleggingVoorlopige maatregelenVoorwaarden voor toekenningFumus boni jurisSpoedeisendheidCumulatieve voorwaardenBijzonder ernstige fumus boni jurisGeen invloed op de verplichting om de spoedeisendheid afzonderlijk te onderzoekenUitzondering
(Art. 278 en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)
(zie punten 73‑75)
Voorwerp
Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU dat strekt tot opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit C(2019) 7318 final van de Commissie van 15 oktober 2019 inzake de verlaging van de bedragen die zijn verschuldigd uit hoofde van opdracht TACIS/2006/101‑510, alsmede tot terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen
Dictum
1) Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.
2) De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.