Home

Gevoegde zaken C-236/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per la Emilia Romagna — Italië) — PG / Ministero della Giustizia, CSM — Consiglio Superiore della Magistratura, Presidenza del Consiglio dei Ministri (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Clausules 2 en 4 – Raamovereenkomst van het EVV, Unice en CEEP inzake deeltijdarbeid – Clausule 4 – Non-discriminatiebeginsel – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Vrederechters en gewone rechters – Clausule 5 – Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 7 – Jaarlijkse vakantie met behoud van loon)

Gevoegde zaken C-236/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per la Emilia Romagna — Italië) — PG / Ministero della Giustizia, CSM — Consiglio Superiore della Magistratura, Presidenza del Consiglio dei Ministri (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Clausules 2 en 4 – Raamovereenkomst van het EVV, Unice en CEEP inzake deeltijdarbeid – Clausule 4 – Non-discriminatiebeginsel – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Vrederechters en gewone rechters – Clausule 5 – Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 7 – Jaarlijkse vakantie met behoud van loon)

30.5.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/7


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per la Emilia Romagna — Italië) — PG / Ministero della Giustizia, CSM — Consiglio Superiore della Magistratura, Presidenza del Consiglio dei Ministri

(Gevoegde zaken C-236/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausules 2 en 4 - Raamovereenkomst van het EVV, Unice en CEEP inzake deeltijdarbeid - Clausule 4 - Non-discriminatiebeginsel - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Vrederechters en gewone rechters - Clausule 5 - Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd - Richtlijn 2003/88/EG - Artikel 7 - Jaarlijkse vakantie met behoud van loon)

(2022/C 213/07)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per la Emilia Romagna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: PG

Verwerende partij: Ministero della Giustizia, CSM — Consiglio Superiore della Magistratura, Presidenza del Consiglio dei Ministri

in tegenwoordigheid van: Unione Nazionale Giudici di Pace (Unagipa), TR, PV, Associazione Nazionale Giudici di Pace — ANGDP, RF, GA, GOT Non Possiamo Più Tacere, Unione Nazionale Italiana Magistrati Onorari — UNIMO

Dictum

1)

Artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, clausule 4 van de op 6 juni 1997 gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23/EG van de Raad van 7 april 1998, en clausule 4 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling die voor een vrederechter niet voorziet in enig recht op een jaarlijkse vakantie van 30 dagen met behoud van loon noch in een stelsel van sociale rechten en sociale zekerheid dat wordt bepaald door de arbeidsverhouding, zoals het stelsel dat is vastgesteld voor gewone rechters, indien die vrederechter valt onder het begrip “deeltijdwerker” in de zin van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid en/of “werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd” in de zin van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, en zich in een situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van een gewone rechter.

2)

Clausule 5, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een arbeidsverhouding voor bepaalde tijd ten hoogste drie opeenvolgende malen mag worden vernieuwd, telkens voor vier jaar, en voor een totale duur van niet meer dan 16 jaar, en die niet voorziet in de mogelijkheid om de oneigenlijke vernieuwing van arbeidsverhoudingen daadwerkelijk en afschrikkend te bestraffen.


(1)PB C 271 van 17.08.2020.