Home

Zaak C-463/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State — België) — Namur-Est Environnement ASBL / Waals Gewest (Prejudiciële verwijzing – Milieu – Richtlijn 2011/92/EU – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 92/43/EEG – Instandhouding van de natuurlijke habitats – Verhouding tussen de beoordelings- en vergunningsprocedure van artikel 2 van richtlijn 2011/92/EU en een nationale procedure tot afwijking van de in richtlijn 92/43/EEG bedoelde maatregelen ter bescherming van de soorten – Begrip “vergunning” – Complex besluitvormingsproces – Beoordelingsplicht – Materiële draagwijdte – Procedurele fase waarin de inspraak van het publiek in de besluitvorming moet worden gewaarborgd)

Zaak C-463/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State — België) — Namur-Est Environnement ASBL / Waals Gewest (Prejudiciële verwijzing – Milieu – Richtlijn 2011/92/EU – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 92/43/EEG – Instandhouding van de natuurlijke habitats – Verhouding tussen de beoordelings- en vergunningsprocedure van artikel 2 van richtlijn 2011/92/EU en een nationale procedure tot afwijking van de in richtlijn 92/43/EEG bedoelde maatregelen ter bescherming van de soorten – Begrip “vergunning” – Complex besluitvormingsproces – Beoordelingsplicht – Materiële draagwijdte – Procedurele fase waarin de inspraak van het publiek in de besluitvorming moet worden gewaarborgd)

19.4.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/13


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State — België) — Namur-Est Environnement ASBL / Waals Gewest

(Zaak C-463/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Milieu - Richtlijn 2011/92/EU - Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten - Richtlijn 92/43/EEG - Instandhouding van de natuurlijke habitats - Verhouding tussen de beoordelings- en vergunningsprocedure van artikel 2 van richtlijn 2011/92/EU en een nationale procedure tot afwijking van de in richtlijn 92/43/EEG bedoelde maatregelen ter bescherming van de soorten - Begrip “vergunning” - Complex besluitvormingsproces - Beoordelingsplicht - Materiële draagwijdte - Procedurele fase waarin de inspraak van het publiek in de besluitvorming moet worden gewaarborgd)

(2022/C 165/15)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Namur-Est Environnement ASBL

Verwerende partij: Waals Gewest

Dictum

1)

Richtlijn 20011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten moet aldus worden uitgelegd dat een besluit dat is vastgesteld krachtens artikel 16, lid 1, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, waarbij een opdrachtgever toestemming wordt verleend om af te wijken van de toepasselijke maatregelen inzake de bescherming van de soorten met het oog op de uitvoering van een project in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van richtlijn 2011/92, onder de vergunningsprocedure voor dat project in de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van die richtlijn valt wanneer het project niet kan worden verwezenlijkt zonder dat de opdrachtgever dat besluit heeft verkregen, en de voor de vergunning van een dergelijk project bevoegde instantie de mogelijkheid behoudt om de milieueffecten ervan strenger te beoordelen dan in dat besluit is gebeurd.

2)

Richtlijn 2011/92 moet, met name gelet op de artikelen 6 en 8 ervan, aldus worden uitgelegd dat de vaststelling van een voorafgaand besluit waarbij een opdrachtgever toestemming wordt verleend om af te wijken van de toepasselijke maatregelen inzake de bescherming van de soorten met het oog op het uitvoeren van een project in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van deze richtlijn, niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden voorafgegaan door inspraak van het publiek, voor zover die inspraak werkelijk wordt verzekerd vóór de vaststelling van het besluit door de voor de eventuele vergunning van dit project bevoegde instantie.


(1)PB C 9 van 11.1.2021.