Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 17 november 2021
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 17 november 2021
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 17 november 2021
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 17 november 2021 –
Gómez del Moral Guasch
(Zaak C‑655/20)
"„Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Consumentenbescherming - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Hypotheekovereenkomst - Variabele rentevoet - Referentie-index voor hypothecaire leningen (IRPH) - Toetsing van de transparantie door de nationale rechter - Beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen - Gevolgen van de vaststelling van de nietigheid - Arrest van 3 maart 2020, Gómez del Moral Guasch (C‑125/18, EU:C:2020:138) - Nieuwe vragen”"
ConsumentenbeschermingOneerlijke bedingen in consumentenovereenkomstenRichtlijn 93/13Hypotheekcontract met variabele rentevoetBeding dat de variabiliteit van deze rentevoet beperktTransparantievereisteDraagwijdteBeoordelingscriteria
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 5)
(zie punten 29, 32, 34, dictum 1)
ConsumentenbeschermingOneerlijke bedingen in consumentenovereenkomstenRichtlijn 93/13Oneerlijk beding in de zin van artikel 3Beoordeling van het oneerlijke karakter door de nationale rechterCriteria
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 3, lid 1, 4, lid 2, en 5)
(zie punten 36‑39, dictum 2)
ConsumentenbeschermingOneerlijke bedingen in consumentenovereenkomstenRichtlijn 93/13Vaststelling van het oneerlijke karakter van een bedingDraagwijdteOvereenkomst die niet kan blijven bestaan na schrapping van de oneerlijke bedingenVerplichting voor de nationale rechter om de consument de keuze te bieden tussen een herziening van de overeenkomst met vervanging van het oneerlijk aangemerkte beding en nietigverklaring van de overeenkomst
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1)
(zie punt 52, dictum 3)
ConsumentenbeschermingOneerlijke bedingen in consumentenovereenkomstenRichtlijn 93/13Vaststelling van het oneerlijke karakter van een bedingDraagwijdteHerziening van de inhoud van een oneerlijk beding door de nationale rechterOntoelaatbaarheidVervanging, door de nationale rechter, van een oneerlijk beding door een nationale bepaling van aanvullend rechtToelaatbaarheid
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 1, lid 2, 6, lid 1, en 7, lid 1)
(zie punten 54, 58, dictum 4)
ConsumentenbeschermingOneerlijke bedingen in consumentenovereenkomstenRichtlijn 93/13Vaststelling van het oneerlijke karakter van een bedingDraagwijdteOvereenkomst die niet kan blijven bestaan na schrapping van de oneerlijke bedingenNietigverklaring van de overeenkomst met bijzonder schadelijke gevolgen voor de consumentVervanging, door de nationale rechter, van een oneerlijk beding door een nationale bepaling van aanvullend rechtToelaatbaarheid
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1)
(zie punten 63‑66, 68, dictum 5)
Dictum
Artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, en het vereiste van transparantie van contractuele bedingen moeten in het kader van een hypothecaire lening aldus worden uitgelegd dat zij de verkoper toestaan om in een dergelijke overeenkomst geen volledige definitie te geven van de referentie-index die wordt gehanteerd voor de berekening van een variabele rentevoet of om de consument vóór de sluiting van deze overeenkomst geen informatiebrochure met een overzicht van de vroegere evolutie van die index te overhandigen omdat de informatie over deze index officieel is bekendgemaakt, op voorwaarde dat een normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, gelet op de publiekelijk beschikbare en toegankelijke gegevens en op de in voorkomend geval door de verkoper verstrekte informatie, in staat is gesteld om de concrete werking van de berekeningswijze van de referentie-index te begrijpen en om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de — mogelijk aanzienlijke — economische gevolgen van een dergelijk beding voor zijn financiële verplichtingen in te schatten.
Artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 2, en artikel 5 van richtlijn 93/13 moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een nationale rechterlijke instantie van oordeel is dat een contractueel beding in een hypotheekovereenkomst dat ertoe strekt de berekeningswijze van een variabele rentevoet te bepalen, niet duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd in de zin van artikel 4, lid 2, of artikel 5 van deze richtlijn, die rechterlijke instantie dient te onderzoeken of dit beding “oneerlijk” is in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn.
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat het de nationale rechter de verplichting oplegt om de consument de keuze te bieden tussen enerzijds een herziening van de overeenkomst door het oneerlijk bevonden contractueel beding waarin een variabele rentevoet wordt vastgesteld, te vervangen door een beding dat verwijst naar een in de wet aanvullend vastgestelde index, en anderzijds een nietigverklaring van de volledige hypotheekovereenkomst indien deze niet kan voortbestaan zonder dat beding.
Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13, gelezen in het licht van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat de nationale rechter in geval van nietigheid van een oneerlijk beding dat een referentie-index voor de berekening van de variabele rente van een lening vaststelt, met inachtneming van de voorwaarden in punt 67 van het arrest van 3 maart 2020, Gómez del Moral Guasch (C‑125/18, EU:C:2020:138 ), die index vervangt door een wettelijke index, die van toepassing is wanneer de partijen bij de overeenkomst niet anders zijn overeengekomen, wanneer deze twee indexen worden bepaald met een even ingewikkelde berekeningsmethode en het nationale recht in deze vervanging voorziet in niet-litigieuze gevallen waar dit het evenwicht tussen de prestaties van de partijen beoogt te bewaren, op voorwaarde dat de vervangende index daadwerkelijk overeenstemt met een aanvullende bepaling van nationaal recht.
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie waarin een overeenkomst tussen een verkoper en een consument niet kan voortbestaan nadat een oneerlijk beding is geschrapt en de consument door de nietigverklaring van de volledige overeenkomst wordt geconfronteerd met uiterst nadelige consequenties, de nationale rechter de nietigheid van dit beding kan ondervangen door het te vervangen door een nationale bepaling van aanvullend recht, waarbij de uit de vervangende index voortvloeiende rentevoet moet worden toegepast vanaf de datum van de sluiting van de overeenkomst.