Home

Zaak T-402/20: Beroep ingesteld op 30 juni 2020 — Zippo Manufacturing e.a./Commissie

Zaak T-402/20: Beroep ingesteld op 30 juni 2020 — Zippo Manufacturing e.a./Commissie

17.8.2020

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/49


Beroep ingesteld op 30 juni 2020 — Zippo Manufacturing e.a./Commissie

(Zaak T-402/20)

(2020/C 271/62)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Zippo Manufacturing Co. (Bradford, Pennsylvania, Verenigde Staten), Zippo GmbH (Emmerich am Rhein, Duitsland) en Zippo SAS (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: R. MacLean, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) 2020/502 van de Commissie van 6 april 2020 betreffende bepaalde handelspolitieke maatregelen met betrekking tot bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, voor zover die maatregelen van toepassing zijn op verzoeksters, nietig verklaren;

verweerster en eventuele interveniënten verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het evenredigheidsbeginsel doordat op de producten van verzoeksters de aanvullende rechten als bedoeld in de bestreden verordening worden toegepast, aangezien die maatregelen a) niet geschikt zijn om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken; b) verder gaan dan wat noodzakelijk is om de doelstellingen van die maatregelen te verwezenlijken, en c) onnodige negatieve gevolgen met zich meebrengen voor verzoeksters.

2.

Tweede middel: schending van het non-discriminatiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel doordat op de producten van verzoeksters de aanvullende rechten als bedoeld in de bestreden verordening worden toegepast, aangezien de aanvullende rechten voor hen een ongelijke situatie op de markt van de Unie creëren zonder dat voldoende is onderbouwd dat er een objectieve rechtvaardiging voor de discriminatie is.

3.

Derde middel: kennelijk onjuiste juridische en feitelijke beoordeling doordat er sprake is van onvoldoende motivering van de in de bestreden verordening en de bestreden maatregelen opgenomen redenering die ten grondslag ligt aan de toepassing van aanvullende rechten op de producten van verzoeksters, aangezien de Commissie de toepassing van de maatregelen op hun producten ontoereikend heeft gemotiveerd.

4.

Vierde middel: kennelijk onjuiste rechtsopvatting, doordat de verplichtingen van de Unie uit hoofde van de Overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie niet zijn nagekomen, aangezien de Commissie overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 22, lid 3, van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen verplicht was om over te gaan tot opschorting van de toepassing van concessies of andere verplichtingen in dezelfde sector als die waarin de tenietdoening of uitholling van voordelen zich door de betrokken vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten heeft voorgedaan ten nadele van de economische en commerciële belangen van verzoeksters.

5.

Vijfde middel: schending van het beginsel van behoorlijk bestuur doordat op de producten van verzoeksters de aanvullende rechten als bedoeld in de bestreden verordening worden toegepast, aangezien de uitgevoerde voorafgaande consultatieprocedure niet transparant was, verzoeksters niet tijdig over die procedure in kennis zijn gesteld, zij niet zijn gehoord, en er sprake is van schending van hun gewettigd vertrouwen in het feit dat er jegens hen geen dergelijke, daaruit voortvloeiende maatregelen zouden worden genomen.