Home

Beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 februari 2021

Beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 februari 2021

Gegevens

Instantie
Gerechtshof EU
Datum uitspraak
11 februari 2021

Uitspraak

Beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 februari 2021 – Fryč/Commissie

(zaak T‑92/20)

"„Niet-contractuele aansprakelijkheid - Staatssteun - Groepsvrijstellingsverordeningen - Steunprogramma van de Tsjechische autoriteiten ten gunste van bepaalde ondernemingen - Besluit van de Commissie tot goedkeuring van dat programma - Beroep tot nietigverklaring dat is afgewezen omdat het te laat is ingediend - Schade die beweerdelijk is veroorzaakt door de handelingen van de Commissie en van de Unierechter - Verjaring - Deels kennelijk niet-ontvankelijk beroep - Causaal verband - Deels kennelijk rechtens ongegrond beroep”"

Beroep tot schadevergoedingVerjaringstermijnAanvangAansprakelijkheid voor een normatieve handelingDatum waarop de nadelige gevolgen van de handeling zich hebben voorgedaan

(Art. 340, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

(zie punt 18)

Beroep tot schadevergoedingVerjaringstermijnStuitingVoorwaardenIndiening van een verzoekschrift bij de Unierechter of indiening van een voorafgaand verzoek bij de bevoegde instellingBegrip verzoekschrift in dit verbandVerzoek tot nietigverklaringDaarvan uitgesloten

(Art. 340 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

(zie punt 22)

Niet-contractuele aansprakelijkheidVoorwaardenCausaal verbandBewijslast

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 30)

Niet-contractuele aansprakelijkheidVoorwaardenOnrechtmatigheidSchadeCausaal verbandNiet-vervulling van een van de voorwaardenVolledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punten 28, 31)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 268 VWEU tot vergoeding van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden door ten eerste de vaststelling van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (algemene groepsvrijstellingsverordening) (PB 2008, L 214, blz. 3), ten tweede de vaststelling door de Commissie van het besluit van 3 december 2007 en het achterwege blijven van bekendmaking van dat besluit, ten derde tekortkomingen bij de behandeling door de Commissie van de klachten die verzoeker tussen 2016 en 2018 heeft ingediend, en ten vierde de beschikkingen van 5 september 2019, Fryč/Commissie (C‑230/19 P, niet gepubliceerd, EU:C:2019:685 ), en  15 januari 2019, Fryč/Commissie (T‑513/18, niet gepubliceerd, EU:T:2019:22 )

Dictum

Het beroep wordt verworpen.

Op het verzoek om toelating tot interventie van de Tsjechische Republiek hoeft niet meer te worden beslist.

Petr Fryč wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van de Europese Commissie, met uitzondering van de kosten die verband houden met het verzoek om toelating tot interventie.

Petr Fryč en de Commissie dragen elk hun eigen kosten die verband houden met het verzoek om toelating tot interventie.