Zaak C-98/21: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Finanzamt R/W GmbH [Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, artikel 167 en artikel 168, onder a) – Aftrek van de voorbelasting – Begrip “belastingplichtige” – Holdingmaatschappij – Uitgaven in verband met een inbreng in natura van een vennoot in dochterondernemingen – Geen bijdrage in de algemene kosten – Activiteiten van dochterondernemingen die voor het merendeel zijn vrijgesteld van belasting]
Zaak C-98/21: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Finanzamt R/W GmbH [Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, artikel 167 en artikel 168, onder a) – Aftrek van de voorbelasting – Begrip “belastingplichtige” – Holdingmaatschappij – Uitgaven in verband met een inbreng in natura van een vennoot in dochterondernemingen – Geen bijdrage in de algemene kosten – Activiteiten van dochterondernemingen die voor het merendeel zijn vrijgesteld van belasting]
24.10.2022 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 408/17 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Finanzamt R/W GmbH
(Zaak C-98/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, artikel 167 en artikel 168, onder a) - Aftrek van de voorbelasting - Begrip “belastingplichtige” - Holdingmaatschappij - Uitgaven in verband met een inbreng in natura van een vennoot in dochterondernemingen - Geen bijdrage in de algemene kosten - Activiteiten van dochterondernemingen die voor het merendeel zijn vrijgesteld van belasting)
(2022/C 408/18)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Finanzamt R
Verwerende partij: W GmbH
Dictum
Artikel 168, onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met artikel 167 van deze richtlijn,
moet aldus worden uitgelegd dat:
een holding die voor dochterondernemingen belaste handelingen in een later stadium verricht, geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting over diensten die zij van derden afneemt en in ruil voor een deelneming in de algemene winst inbrengt in de dochterondernemingen wanneer, ten eerste, de diensten in een eerder stadium niet rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de eigen handelingen van de holding maar met de voor het merendeel vrijgestelde activiteiten van de dochterondernemingen, ten tweede, die diensten niet zijn opgenomen in de prijs van de voor de dochterondernemingen verrichte belaste handelingen en, ten derde, die diensten niet behoren tot de algemene kosten van de eigen economische activiteit van de holding.