Home

Zaak C-168/21: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation, Frankrijk) — Tenuitvoerlegging van een tegen KL uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel (Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 2, lid 4 – Voorwaarde van de dubbele strafbaarheid van het feit – Artikel 4, punt 1 – Grond tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel – Controle door de uitvoerende rechterlijke autoriteit – Feiten die ten dele een strafbaar feit opleveren naar het recht van de uitvoerende lidstaat – Artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beginsel van evenredigheid tussen delicten en straffen)

Zaak C-168/21: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation, Frankrijk) — Tenuitvoerlegging van een tegen KL uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel (Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 2, lid 4 – Voorwaarde van de dubbele strafbaarheid van het feit – Artikel 4, punt 1 – Grond tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel – Controle door de uitvoerende rechterlijke autoriteit – Feiten die ten dele een strafbaar feit opleveren naar het recht van de uitvoerende lidstaat – Artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beginsel van evenredigheid tussen delicten en straffen)

19.9.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 359/5


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation, Frankrijk) — Tenuitvoerlegging van een tegen KL uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel

(Zaak C-168/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Artikel 2, lid 4 - Voorwaarde van de dubbele strafbaarheid van het feit - Artikel 4, punt 1 - Grond tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel - Controle door de uitvoerende rechterlijke autoriteit - Feiten die ten dele een strafbaar feit opleveren naar het recht van de uitvoerende lidstaat - Artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Beginsel van evenredigheid tussen delicten en straffen)

(2022/C 359/05)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partij in het hoofdgeding

KL

in tegenwoordigheid van: Procureur général près la cour d’appel d’Angers

Dictum

1)

Artikel 2, lid 4, en artikel 4, punt 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moeten aldus worden uitgelegd dat de in deze bepalingen neergelegde voorwaarde van dubbele strafbaarheid van het feit is vervuld in de situatie waarin een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die is opgelegd wegens feiten die in de uitvaardigende lidstaat een strafbaar feit opleveren waarvoor deze feiten een in deze lidstaat beschermd juridisch belang moeten schenden, wanneer dergelijke feiten naar het recht van de uitvoerende lidstaat eveneens een strafbaar feit vormen waarvan schending van dit beschermde juridische belang geen bestanddeel vormt.

2)

Artikel 2, lid 4, en artikel 4, punt 1, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, gelezen in het licht van artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit niet kan weigeren een met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen wanneer deze straf in de uitvaardigende lidstaat is opgelegd wegens het plegen, door de gezochte persoon, van één enkel strafbaar feit dat is samengesteld uit meerdere feiten waarvan in de uitvoerende lidstaat slechts een gedeelte strafbaar is.


(1)PB C 228 van 14.6.2021.