Home

Zaak C-208/21, Towarzystwo Ubezpieczeń Ż (misleidende modelverzekeringsovereenkomsten): Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy-Woli w Warszawie — Polen) — K.D. / Towarzystwo Ubezpieczeń Ż S.A. (Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Artikel 5 – Verplichting om bedingen in een overeenkomst duidelijk en begrijpelijk op te stellen – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten – Artikel 3 – Werkingssfeer – Artikel 7 – Misleidende omissie – Artikel 13 – Sancties – Levensverzekeringsovereenkomsten in de vorm van fractieverzekeringen – Informatie over de aard en de structurering van het verzekeringsproduct en over de aan dit product verbonden risico’s – Misleidende modelovereenkomsten – Aansprakelijke entiteit – Rechtsgevolgen)

Zaak C-208/21, Towarzystwo Ubezpieczeń Ż (misleidende modelverzekeringsovereenkomsten): Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy-Woli w Warszawie — Polen) — K.D. / Towarzystwo Ubezpieczeń Ż S.A. (Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Artikel 5 – Verplichting om bedingen in een overeenkomst duidelijk en begrijpelijk op te stellen – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten – Artikel 3 – Werkingssfeer – Artikel 7 – Misleidende omissie – Artikel 13 – Sancties – Levensverzekeringsovereenkomsten in de vorm van fractieverzekeringen – Informatie over de aard en de structurering van het verzekeringsproduct en over de aan dit product verbonden risico’s – Misleidende modelovereenkomsten – Aansprakelijke entiteit – Rechtsgevolgen)

20.3.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/5


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy-Woli w Warszawie — Polen) — K.D. / Towarzystwo Ubezpieczeń Ż S.A.

(Zaak C-208/21 (1), Towarzystwo Ubezpieczeń Ż (misleidende modelverzekeringsovereenkomsten))

(Prejudiciële verwijzing - Consumentenbescherming - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Artikel 5 - Verplichting om bedingen in een overeenkomst duidelijk en begrijpelijk op te stellen - Richtlijn 2005/29/EG - Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten - Artikel 3 - Werkingssfeer - Artikel 7 - Misleidende omissie - Artikel 13 - Sancties - Levensverzekeringsovereenkomsten in de vorm van fractieverzekeringen - Informatie over de aard en de structurering van het verzekeringsproduct en over de aan dit product verbonden risico’s - Misleidende modelovereenkomsten - Aansprakelijke entiteit - Rechtsgevolgen)

(2023/C 104/05)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla Warszawy-Woli w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: K.D.

Verwerende partij: Towarzystwo Ubezpieczeń Ż S.A.

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, de richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“richtlijn oneerlijke handelspraktijken”)

moet aldus worden uitgelegd dat

er sprake kan zijn van een “oneerlijke handelspraktijk” in de zin van deze bepaling wanneer een verzekeringsmaatschappij een model van een collectieve fractieverzekeringsovereenkomst opstelt dat de consument die tot deze collectieve overeenkomst toetreedt op voorstel van een tweede — verzekeringnemende — onderneming, niet in staat stelt om de aard en de structurering van het aangeboden verzekeringsproduct en de daaraan verbonden risico’s te begrijpen, en dat die verzekeringsmaatschappij aansprakelijk moet worden gehouden voor deze oneerlijke handelspraktijk.

2)

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2005/29, gelezen in samenhang met artikel 13 ervan,

moet aldus worden uitgelegd dat

het niet in de weg staat aan een uitlegging van het nationale recht die met zich meebrengt dat de consument die een overeenkomst heeft gesloten ten gevolge van een oneerlijke handelspraktijk van een handelaar, het recht heeft om de nietigverklaring van die overeenkomst te vorderen.


(1)PB C 289 van 19.7.2021.