Home

Zaak C-329/21, DIGI Communications: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 20 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — DIGI Communications NV / Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság Hivatala [Prejudiciële verwijzing – Telecommunicatie – Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten – Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) – Artikel 4, lid 1 – Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) – Artikel 7 – Toewijzing van gebruiksrechten voor frequenties – Veilingprocedure – Holding die in de betrokken lidstaat niet als aanbieder van elektronischecommunicatiediensten is geregistreerd – Uitsluiting van de toewijzingsprocedure – Recht om beroep in te stellen tegen het toewijzingsbesluit]

Zaak C-329/21, DIGI Communications: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 20 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — DIGI Communications NV / Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság Hivatala [Prejudiciële verwijzing – Telecommunicatie – Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten – Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) – Artikel 4, lid 1 – Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) – Artikel 7 – Toewijzing van gebruiksrechten voor frequenties – Veilingprocedure – Holding die in de betrokken lidstaat niet als aanbieder van elektronischecommunicatiediensten is geregistreerd – Uitsluiting van de toewijzingsprocedure – Recht om beroep in te stellen tegen het toewijzingsbesluit]

12.6.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/4


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 20 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — DIGI Communications NV / Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság Hivatala

(Zaak C-329/21 (1), DIGI Communications)

(Prejudiciële verwijzing - Telecommunicatie - Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten - Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) - Artikel 4, lid 1 - Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) - Artikel 7 - Toewijzing van gebruiksrechten voor frequenties - Veilingprocedure - Holding die in de betrokken lidstaat niet als aanbieder van elektronischecommunicatiediensten is geregistreerd - Uitsluiting van de toewijzingsprocedure - Recht om beroep in te stellen tegen het toewijzingsbesluit)

(2023/C 205/05)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: DIGI Communications NV

Verwerende partij: Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság Hivatala

in tegenwoordigheid van: Magyar Telekom Nyrt.

Dictum

1)

Artikel 7 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

moet aldus worden uitgelegd dat

een selectieprocedure voor de toewijzing van gebruiksrechten voor frequenties en het toewijzingsbesluit waartoe deze procedure leidt, tot doel hebben een daadwerkelijke en onverstoorde mededinging te bevorderen en te ontwikkelen onder eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel;

het feit dat een dergelijke procedure een fase omvat waarin wordt onderzocht of eventuele aanvragen tot deelname stroken met het desbetreffende bestek, niet in strijd is met dit doel, mits die procedure in haar geheel beschouwd in overeenstemming is met de vereisten en voorwaarden van dat artikel 7.

2)

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moet aldus worden uitgelegd dat het een recht van beroep verleent aan een onderneming

die een aanvraag tot deelname aan een veilingprocedure in de sector elektronische communicatie heeft ingediend, welke procedure wordt gevoerd door de nationale regelgevende instantie van een andere lidstaat dan die waar deze onderneming is gevestigd en haar activiteiten uitvoert;

die zelf geen elektronischecommunicatiediensten aanbiedt op de markt van de lidstaat waarop deze procedure betrekking heeft, maar voldoet aan de objectieve voorwaarden die in die lidstaat gelden voor de algemene machtiging als bedoeld in artikel 3, lid 2, van richtlijn 2002/20, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, ongeacht of zij in voorkomend geval zeggenschap uitoefent over een andere onderneming die op die markt aanwezig is, en

ten aanzien waarvan de nationale regelgevende instantie bij besluit heeft geweigerd haar aanvraag tot deelname aan die procedure te registreren op grond dat zij niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, welk besluit definitief is geworden na een rechterlijke beslissing houdende verwerping van het beroep tegen dat besluit,

teneinde op te komen tegen het latere besluit van die nationale regelgevende instantie tot gunning aan derden van de opdracht waarop de veilingprocedure betrekking had, mits het door deze onderneming ingestelde beroep geen afbreuk doet aan het gezag van gewijsde van die rechterlijke beslissing.


(1)PB C 357 van 6.9.2021.