Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 2 juni 2022
Uitspraak
Arrest van het Hof (Tweede kamer)
2 juni 2022(*)
"„Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 87/357/EEG - Artikel 1, lid 2 - Werkingssfeer - Niet-voedingsproducten die met levensmiddelen kunnen worden verward - Begrip - Risico op verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal - Vermoeden van gevaarlijkheid - Geen - Bewijs”"
In zaak C‑122/21,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter van Litouwen) bij beslissing van 24 februari 2021, ingekomen bij het Hof op 26 februari 2021, in de procedure
Get Fresh Cosmetics Limited
tegenValstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba,
in tegenwoordigheid van:
V. U.,
HET HOF (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: A. Prechal, kamerpresident, J. Passer, F. Biltgen, N. Wahl (rapporteur) en M. L. Arastey Sahún, rechters,
advocaat-generaal: M. Szpunar,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
-
Get Fresh Cosmetics Limited, vertegenwoordigd door M. Inta, advokatas,
-
de Litouwse regering, vertegenwoordigd door K. Dieninis en V. Kazlauskaitė-Švenčionienė als gemachtigden,
-
de Griekse regering, vertegenwoordigd door V. Karra en O. Patsopoulou als gemachtigden,
-
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Goddin, E. Sanfrutos Cano en A. Steiblytė als gemachtigden,
-
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument (PB 1987, L 192, blz. 49).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Get Fresh Cosmetics Limited en de Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba (nationale autoriteit voor consumentenbescherming, Litouwen) (hierna: „consumentenbeschermingsautoriteit”), over het aan Get Fresh Cosmetics opgelegde verbod om bepaalde cosmetische producten op de markt aan te bieden.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 87/357
3 In de eerste tot en met de zevende overweging van richtlijn 87/357 staat te lezen:
„Overwegende dat er in verscheidene lidstaten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bestaan ten aanzien van bepaalde producten die door een misleidend uiterlijk de veiligheid of de gezondheid van de consument in gevaar brengen; dat de inhoud, de draagwijdte en het toepassingsgebied van deze bepalingen evenwel verschillend zijn; dat zij in een aantal lidstaten met name betrekking hebben op alle producten die op levensmiddelen lijken maar het niet zijn, terwijl zij in andere lidstaten gelden voor producten die verward kunnen worden met levensmiddelen, in het bijzonder met snoepgoed;
Overwegende dat deze situatie tot ernstige belemmeringen voor het vrije verkeer en tot ongelijke mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap leidt, zonder dat consumenten, en in het bijzonder kinderen, efficiënt worden beschermd;
Overwegende dat deze belemmeringen voor de totstandbrenging en werking van de gemeenschappelijke markt uit de weg moeten worden geruimd en dat de consument adequaat moet worden beschermd overeenkomstig de resoluties van de Raad van 14 april 1975 en 19 mei 1981 betreffende respectievelijk een voorlopig programma [(PB 1975, C 92, blz. 1)] en een tweede programma [(PB 1981, C 133, blz. 1)] van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument en de resolutie van de Raad van 23 juni 1986 betreffende een nieuwe impuls voor het beleid ter bescherming van de consument [(PB 1986, C 167, blz. 1)];
Overwegende dat het wenselijk is dat de veiligheid en de gezondheid van de consument in de verschillende lidstaten een gelijkwaardige bescherming geniet;
Overwegende dat het daartoe nodig is de handel in en de invoer, vervaardiging of uitvoer te verbieden van producten die verward kunnen worden met levensmiddelen en daardoor de veiligheid of de gezondheid van de consument in gevaar brengen;
Overwegende dat moet worden voorzien in controles die door de bevoegde instanties van de lidstaten moeten worden uitgevoerd;
Overwegende dat overeenkomstig de in de resoluties van de Raad inzake consumentenbescherming neergelegde beginselen gevaarlijke producten uit de handel moeten worden genomen”.
4 Artikel 1 van deze richtlijn bepaalt:
„1.Deze richtlijn is van toepassing op de in lid 2 omschreven artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de veiligheid of de gezondheid van de consument.
2.De in lid 1 bedoelde artikelen zijn die welke, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van zodanige omvang of grootte zijn, dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, terwijl dit het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.”
5 Artikel 2 van die richtlijn luidt:
„De lidstaten treffen de nodige maatregelen om het in de handel brengen, de invoer en hetzij de vervaardiging, hetzij de uitvoer van de in deze richtlijn bedoelde artikelen te verbieden.”
6 In artikel 3 van die richtlijn staat het volgende te lezen:
„De lidstaten zorgen met name voor controle op de artikelen die op de markt zijn, om na te gaan of de in deze richtlijn bedoelde artikelen niet in de handel worden gebracht en treffen de nodige maatregelen om te waarborgen dat hun bevoegde autoriteiten alle in deze richtlijn bedoelde artikelen die eventueel op de markt zijn, uit de markt nemen of doen nemen.”
Verordening nr. 1223/2009
7 De overwegingen 9 en 10 van verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB 2009, L 342, blz. 59) luiden als volgt:
„(9) Cosmetische producten moeten onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden veilig zijn. Een afweging van de risico’s en de voordelen mag in het bijzonder geen risico voor de volksgezondheid rechtvaardigen.
(10) De aanbiedingsvorm van een cosmetisch product en met name de vorm, geur, kleur, het uiterlijk, de verpakking, etikettering, volume of dimensies ervan, mag geen gevaar opleveren voor de gezondheid en de veiligheid van de consumenten, als gevolg van verwarring met levensmiddelen, overeenkomstig [richtlijn 87/357].”
8 Artikel 3 („Veiligheid”) van deze verordening bepaalt het volgende onder a):
„Cosmetische producten die op de markt worden aangeboden, moeten veilig zijn voor de volksgezondheid wanneer zij onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden worden aangewend, met name rekening houdend met het volgende:
de aanbiedingsvorm, onder meer overeenkomstig [richtlijn 87/357];
[...]”
Litouws recht
9 Artikel 6 van de Lietuvos Respublikos Maisto įstatymas (wet inzake levensmiddelen van de Republiek Litouwen) regelt de beperkingen op het in de handel brengen van levensmiddelen en andere producten die op levensmiddelen lijken. Lid 2 van deze bepaling verbiedt het in de handel brengen van producten die door hun vorm, geur, kleur, aanzien, etikettering, verpakking, afmetingen of op een andere manier zodanig op een levensmiddel lijken dat de consument, met name een kind, ze per vergissing als een levensmiddel kan consumeren, waardoor zijn gezondheid of leven in gevaar wordt gebracht.
10 Artikel 9 van de Lietuvos Respublikos produktų saugos įstatymas (wet inzake de veiligheid van producten van de Republiek Litouwen; hierna: „wet inzake productveiligheid”) bepaalt:
„De verkoper mag:
alleen veilige producten in de handel brengen.
[...]”
11 Artikel 3, lid 5, van de wet inzake productveiligheid bepaalt:
„Als ,veilige producten’ worden beschouwd alle producten die onder normale, door de producent gespecificeerde of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, waaronder langdurig gebruik, geen enkel risico opleveren voor het leven en de gezondheid van de consument of althans slechts een risico dat volgens de geldende wetgeving aanvaardbaar is en verenigbaar is met een hoog niveau van consumentenbescherming, rekening houdend met de volgende zaken:
de kenmerken van de producten, waaronder de samenstelling, de verpakking en de montage-, gebruiks- en onderhoudsinstructies;
de effecten ervan op andere producten, indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij samen met deze andere producten zullen worden gebruikt;
de presentatie van de producten, de op de goederen en de verpakking ervan vermelde informatie, aanwijzingen voor het gebruik en de verwijdering van de goederen en andere door de producent verstrekte aanwijzingen of informatie;
de categorieën consumenten, in het bijzonder kinderen, voor wie het gebruik van de producten een verhoogd risico inhoudt.”
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
12 Get Fresh Cosmetics is een vennootschap naar Engels recht die cosmetische producten zoals bruisballen produceert. Deze producten worden in Litouwen onder meer via een website aangeboden.
13 De consumentenbeschermingsautoriteit heeft bij brief van 2 mei 2018 de distributeur van de producten van Get Fresh Cosmetics in Litouwen meegedeeld dat zij een inspectie zou uitvoeren op de cosmetische producten die op de betrokken website werden verkocht. Zij heeft de distributeur verzocht om haar voor bepaalde willekeurig geselecteerde cosmetische producten – te weten verschillende soorten bruisballen (hierna: „betrokken producten”) – de naam en het adres van de producent, de etiketten in de oorspronkelijke taal en in het Litouws, andere identificatiegegevens, de internationale nomenclatuur van ingrediënten van cosmetische producten (INCI) (International Nomenclature of Cosmetic Ingredients), alsmede andere voor deze inspectie noodzakelijke informatie, te bezorgen.
14 Bij e-mail van 3 mei 2018 heeft deze distributeur de consumentenbeschermingsautoriteit ervan in kennis gesteld dat hij een aantal weken voordien, na te zijn ingelicht over de gelijkenis van de betrokken producten met levensmiddelen, deze producten van die website had gehaald. Hij heeft er ook op gewezen dat alle producten waren opgenomen in het portaal voor de kennisgeving van cosmetische producten (Cosmetic product notification portal), in de Unie waren geregistreerd en waren voorzien van een etiket waarop was aangegeven dat zij niet in de mond mochten worden gestoken of mochten worden ingeslikt. Ten slotte heeft hij de consumentenbeschermingsautoriteit de gevraagde documenten bezorgd.
15 Na te hebben gecontroleerd of de betrokken producten in overeenstemming waren met de vereisten van verordening nr. 1223/2009 en de wet inzake productveiligheid, heeft de consumentenbeschermingsautoriteit op basis van het inspectieverslag bij besluiten van29 augustus 2018 vastgesteld dat deze producten niet voldeden aan de vereisten van artikel 3, onder a), en artikel 20, lid 1, van verordening nr. 1223/2009 omdat deze producten door hun aanzien, geur, vorm en omvang levensmiddelen nabootsten en zij, aangezien zij een misleidend uiterlijk hadden, de veiligheid of de gezondheid van de consumenten, met name kinderen en ouderen, in gevaar brachten. Met deze besluiten heeft de consumentenbeschermingsautoriteit ten eerste verboden de betrokken producten op de markt aan te bieden en ten tweede de betrokken distributeur gelast deze uit de handel te nemen, de consumenten te waarschuwen over het aan deze producten verbonden risico, hen in te lichten over de mogelijkheid deze producten terug aan de verkoper te bezorgen en hun informatie te verstrekken over de verdere stappen.
16 De Vilniaus apygardos administracinis teismas (bestuursrechter in eerste aanleg Vilnius, Litouwen) heeft het beroep van Get Fresh Cosmetics gedeeltelijk toegewezen door die besluiten nietig te verklaren en de consumentenbeschermingsautoriteit te gelasten om opnieuw te onderzoeken of de betrokken producten voldeden aan het vereiste van artikel 3, onder a), van verordening nr. 1223/2009.
17 De verwijzende rechter, bij wie die autoriteit hoger beroep heeft ingesteld, heeft dit vonnis vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Vilniaus apygardos administracinis teismas, die het beroep van Get Fresh Cosmetics heeft verworpen. Get Fresh Cosmetics heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, met name op grond dat de Vilniaus apygardos administracinis teismas blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 87/357.
18 Get Fresh Cosmetics betoogt dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 vereist dat wordt aangetoond dat de betrokken producten niet-voedingsproducten zijn die een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking, etikettering hebben dan wel van zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, terwijl dit het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
19 In dit verband voert Get Fresh Cosmetics aan dat de consumentenbeschermingsautoriteit er niet mee kon volstaan vast te stellen dat de betrokken producten kunnen worden verward met levensmiddelen, maar ook het gevaar moest aantonen waartoe een dergelijke verwarring leidt. Zij is van mening dat de consumentenbeschermingsautoriteit daartoe laboratoriumproeven en tests moest uitvoeren om vast te stellen of de betrokken producten breekbaar zijn en of zij een vergiftigingsgevaar opleveren wanneer zij in de mond worden gestoken, worden opgezogen of ingeslikt.
20 De consumentenbeschermingsautoriteit betoogt dat, aangezien cosmetische producten niet voor consumptie bestemd zijn, een gelijkenis tussen een dergelijk niet-voedingsmiddel en een levensmiddel waardoor valt te verwachten dat het cosmetische product in de mond zal worden gestoken, volstaat om aan te nemen dat dit product een gevaar voor de gezondheid van de consument inhoudt.
21 De verwijzende rechter is van oordeel dat uit de uitlegging van verordening nr. 1223/2009 en richtlijn 87/357, begrepen tegen de achtergrond van de voorbereidende werkzaamheden die tot de vaststelling ervan hebben geleid, volgt dat de gelijkenis tussen een cosmetisch product en een levensmiddel een factor is die ipso facto een – op zijn minst potentieel – gevaar doet ontstaan voor de gezondheid of de veiligheid van de consument, met name kinderen.
22 In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 de werkingssfeer van deze richtlijn aldus omschrijft dat zij ook van toepassing is op potentieel gevaar. In dat kader betwijfelt hij of het noodzakelijk is om het bewijs te leveren dat de in die bepaling bedoelde producten daadwerkelijk een gevaar opleveren. Indien deze bepaling evenwel aldus moet worden uitgelegd dat zij vereist dat het gevaar voor de gezondheid of de veiligheid wordt aangetoond aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens, wenst de verwijzende rechter te vernemen wie de bewijslast daarvan draagt.
23 In dit verband benadrukt de verwijzende rechter dat krachtens verordening nr. 1223/2009 de verantwoordelijke persoon ervoor moet zorgen dat cosmetische producten in overeenstemming zijn met richtlijn 87/357, nog voordat deze producten in de handel worden gebracht, en met name moet beschikken over gegevens waaruit dit blijkt.
24 Tegen deze achtergrond heeft de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter van Litouwen) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
Moet artikel 1, lid 2, van [richtlijn 87/357] aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de in lid 1 van dit artikel bedoelde artikelen definieert als artikelen die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, terwijl dit volgens objectieve en onderbouwde gegevens het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, rust de desbetreffende bewijslast dan op de bevoegde nationale autoriteiten?”
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
25 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 aldus moet worden uitgelegd dat aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens moet worden aangetoond dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van artikelen die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
26 In casu wenst de verwijzende rechter in het bijzonder te vernemen of artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 een vermoeden invoert dat artikelen die op levensmiddelen lijken gevaarlijk zijn, dan wel of het gevaar van dergelijke artikelen moet worden aangetoond aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens.
27 In dit verband moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat richtlijn 87/357 volgens artikel 1, lid 1, ervan van toepassing is op artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de veiligheid of de gezondheid van de consument.
28 Tevens moet worden opgemerkt dat volgens lid 2 van deze bepaling artikelen met een misleidend uiterlijk die een gevaar vormen voor de veiligheid of de gezondheid van de consument, de artikelen zijn die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van een zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, terwijl dit het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
29 Evenwel moet worden vastgesteld dat niets in de bewoordingen van deze bepalingen erop wijst dat er voor artikelen met een misleidend uiterlijk een vermoeden in het leven wordt geroepen dat zij gevaarlijk zijn of dat er voor de bevoegde nationale autoriteiten een verplichting wordt ingevoerd om aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens aan te tonen dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
30 Artikel 1 van richtlijn 87/357 legt immers geen rechtstreeks oorzakelijk verband vast tussen de omstandigheid dat een artikel een misleidend uiterlijk heeft en de omstandigheid dat het de veiligheid of de gezondheid van de consument in gevaar brengt, maar bepaalt enkel dat een artikel valt onder het bij richtlijn 87/357 ingestelde verbod op het in de handel brengen, de invoer, de vervaardiging of de uitvoer, indien aan vier cumulatieve voorwaarden is voldaan.
31 Ten eerste moet het artikel een niet-voedingsmiddel zijn met een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking, etikettering, omvang of grootte van een levensmiddel.
32 Ten tweede moeten de in het vorige punt genoemde kenmerken van dien aard zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, het artikel verwarren met een levensmiddel.
33 Ten derde moet te verwachten zijn dat de consumenten dit artikel daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken.
34 Ten vierde kan het in de mond steken, opzuigen of inslikken het gevaar opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
35 In de tweede plaats moet worden vastgesteld dat richtlijn 87/357 geen bepaling bevat waarbij een vermoeden van gevaarlijkheid wordt ingevoerd voor artikelen met een misleidend uiterlijk, noch in het bijzonder een vermoeden dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van die artikelen een dergelijk gevaar oplevert. De Uniewetgever eist met betrekking tot deze laatste voorwaarde daarentegen dat dergelijk gevaar per geval wordt beoordeeld.
36 Bovendien zou een uitlegging van artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 in die zin dat een dergelijk vermoeden wordt ingevoerd, de facto neerkomen op een verbod om dergelijke producten in de handel te brengen.
37 Richtlijn 87/357 heeft echter niet tot doel om het in de handel brengen van alle artikelen die geen levensmiddelen zijn en die met levensmiddelen kunnen worden verward, principieel te verbieden.
38 Uit de tweede tot en met de vijfde overweging van deze richtlijn blijkt immers dat deze is vastgesteld om de belemmeringen van het vrije verkeer op te heffen die voortvloeien uit de nationale bepalingen betreffende bepaalde producten met een misleidend uiterlijk die de veiligheid of de gezondheid van de consument in gevaar brengen, waarbij de gezondheid en de veiligheid van de consument wordt gewaarborgd en ervoor wordt gezorgd dat de gezondheid en de veiligheid van de consument in de verschillende lidstaten een gelijkwaardige bescherming geniet.
39 In de derde plaats volgt uit artikel 1 van richtlijn 87/357 en in het bijzonder uit de vier voorwaarden – die in de punten 31 tot en met 34 van het onderhavige arrest in herinnering zijn gebracht – dat deze richtlijn, zoals de Europese Commissie heeft aangevoerd, van toepassing is op een onbepaald aantal artikelen die bepaalde kenmerken vertonen en waarvoor per geval en afhankelijk van de lidstaat moet worden vastgesteld of zij het door deze richtlijn bedoelde gevaar kunnen opleveren.
40 Richtlijn 87/357 verplicht de bevoegde nationale autoriteiten dus om in elk concreet geval te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 1 van deze richtlijn en om de vaststelling van een besluit tot verbod van een artikel op grond van artikel 2 van die richtlijn te motiveren, zodat daartegen administratief of rechterlijk beroep kan worden ingesteld.
41 Daartoe moeten zij, ingeval het betrokken artikel het uiterlijk of de geur van een levensmiddel heeft, niet alleen nagaan of het waarschijnlijk is dat het wordt verward met een levensmiddel en daardoor in de mond wordt gestoken, wordt opgezogen of wordt ingeslikt, maar ook wat het gevaar daarvan is.
42 Enerzijds moet deze beoordeling berusten op de objectieve kenmerken van de betrokken artikelen. Een product dat slechts ruwweg het uiterlijk of de geur van een levensmiddel heeft, zal dus waarschijnlijk niet met een dergelijk levensmiddel worden verward. Die objectieve kenmerken en in het bijzonder de materialen en de samenstelling van een niet-voedingsmiddel, die in voorkomend geval moeten worden meegedeeld door de persoon die het product in de handel brengt, moeten ook dienen om vast te stellen of het in de mond steken, opzuigen of inslikken het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal.
43 Anderzijds moet bij die beoordeling rekening worden gehouden met de kwetsbaarheid van de categorieën personen en consumenten die in aanraking kunnen komen met artikelen die op levensmiddelen lijken, waaronder met name kinderen, zoals blijkt uit de bewoordingen van artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357.
44 In de vierde plaats moet deze beoordeling weliswaar betrekking hebben op de vier voorwaarden van artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357, maar noch deze bepaling, noch enige andere bepaling van deze richtlijn vereist dat de bevoegde nationale autoriteiten aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens aantonen dat de consument de artikelen met levensmiddelen zal verwarren en dat het gevaar van verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal is bewezen.
45 Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt immers dat het volstaat dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van het betrokken artikel een dergelijk gevaar kan opleveren. Vereisen dat wordt aangetoond dat dit gevaar zich met zekerheid zal voordoen, zou bovendien indruisen tegen het door richtlijn 87/357 nagestreefde vereiste van bescherming van personen en consumenten en geen juist evenwicht verzekeren tussen dit vereiste en het vrije verkeer van de artikelen, een doelstelling die deze richtlijn beoogt, zoals uit de tweede tot en met de vijfde overweging ervan blijkt.
46 Gelet op een ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357 aldus moet worden uitgelegd dat het niet noodzakelijk is om aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens aan te tonen dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van artikelen die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van een zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal. De bevoegde nationale autoriteiten moeten echter wel per geval beoordelen of een artikel voldoet aan de in deze bepaling genoemde voorwaarden en aantonen dat dit het geval is.
Tweede vraag
47 Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
48 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument moet aldus worden uitgelegd dat het niet noodzakelijk is om aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens aan te tonen dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van artikelen die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van een zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal. De bevoegde nationale autoriteiten moeten echter wel per geval beoordelen of een artikel voldoet aan de in deze bepaling genoemde voorwaarden en aantonen dat dit het geval is.
ondertekeningen