Home

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 9 februari 2023.#LB GmbH. tegen Hauptzollamt D.#Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Post 9401 – Draagwijdte – Opblaasbare ligmeubelen (air loungers).#Zaak C-635/21.

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 9 februari 2023.#LB GmbH. tegen Hauptzollamt D.#Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Post 9401 – Draagwijdte – Opblaasbare ligmeubelen (air loungers).#Zaak C-635/21.

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

9 februari 2023 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Post 9401 – Draagwijdte – Opblaasbare ligmeubelen (air loungers)”

In zaak C‑635/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Bremen (belastingrechter in eerste aanleg Bremen, Duitsland) bij beslissing van 18 augustus 2021, ingekomen bij het Hof op 15 oktober 2021, in de procedure

LB GmbH

tegen

Hauptzollamt D,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: N. Piçarra (rapporteur), waarnemend voor de kamerpresident, N. Jääskinen en M. Gavalec, rechters,

advocaat-generaal: A. Rantos,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

– LB GmbH, vertegenwoordigd door H. Bleier, Rechtsanwalt,

– Hauptzollamt D, vertegenwoordigd door A. Böttcher als gemachtigde,

– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Mantl en M. Salyková als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van postonderverdeling 9401 80 00 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz. 1) (hierna: „GN”).

2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen LB GmbH en het Hauptzollamt D (hoofddouanekantoor D, Duitsland) over de tariefindeling van als air loungers aangeduide opblaasbare ligmeubelen, die door deze vennootschap in Duitsland zijn ingevoerd.

Toepasselijke bepalingen

GS

3 Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (hierna: „GS”) is opgesteld door de Werelddouaneorganisatie (WDO) en aangenomen bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag, dat met zijn wijzigingsprotocol van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). De toelichtingen op het GS worden overeenkomstig de bepalingen van dat verdrag opgesteld binnen de WDO.

4 Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van dat verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen toe te passen en de draagwijdte van deze afdelingen, hoofdstukken of onderverdelingen niet te wijzigen.

5 Hoofdstuk 94 van het GS heeft als opschrift „Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; lichtarmaturen en verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken”.

6 De algemene opmerkingen in de GS-toelichtingen op hoofdstuk 94, in de versie die op het hoofdgeding van toepassing is, luiden als volgt:

„Dit hoofdstuk omvat, behoudens de in de toelichtingen op dit hoofdstuk vermelde uitzonderingen:

1) Alle meubelen, alsmede delen daarvan (posten 94.01‑94.03).

[...]

Met meubelen in de zin van dit hoofdstuk worden bedoeld:

A) allerlei verplaatsbare voorwerpen die niet zijn begrepen onder andere posten van de nomenclatuur met een specifiekere omschrijving en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst (zelfs indien zij in bepaalde bijzondere gevallen – bijvoorbeeld meubelen en zitmeubelen van schepen – bestemd zijn om aan de grond te worden bevestigd of vastgezet) en die dienen ter inrichting, hoofdzakelijk voor nuttig gebruik, van met name woonruimten, hotels, theaters, bioscopen, kantoren, kerken, scholen, cafés, restaurants, laboratoria, ziekenhuizen, klinieken, tandartspraktijken, enz., alsmede schepen, vliegtuigen, treinwagons, auto’s, kampeerwagens en soortgelijke vervoermiddelen. Artikelen van dezelfde aard (banken, stoelen, enz.) die worden gebruikt in tuinen, pleinen, openbare promenades, vallen hier ook onder.

[...]”

GN

7 Uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16), volgt dat de door de Europese Commissie vastgestelde GN de tariefindeling regelt van goederen die worden ingevoerd in de Europese Unie. De GN neemt de posten en de onderverdelingen van het GS tot zes cijfers over, en alleen het zevende en het achtste cijfer vormen eigen onderverdelingen van de GN.

8 Krachtens artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000, stelt de Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie van de GN vast, met het daarbij behorende tarief van de douanerechten, zoals die voortvloeit uit de door de Raad van de Europese Unie of de Commissie vastgestelde bepalingen. Deze verordening wordt uiterlijk 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

9 Op basis van deze bepalingen is uitvoeringsverordening 2016/1821 vastgesteld, die op 1 januari 2017 in werking is getreden en de GN bevat.

10 Algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN, die is opgenomen in het eerste deel, titel I, afdeling A, ervan, bepaalt dat voor de indeling van goederen de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken wettelijk bepalend zijn, waarbij de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.

11 Hoofdstuk 94 van de GN, met als opschrift „Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; lichtarmaturen en verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken” staat in afdeling XX, met als opschrift „Diverse goederen en producten”, van het tweede deel van de GN, waarin de „Tabel van de rechten” is vastgesteld. De aantekeningen 1 en 2 op dit hoofdstuk luiden als volgt:

„1. Dit hoofdstuk omvat niet:

a) matrassen en kussens, zowel hoofdkussens als andere, bestemd om met lucht of met water te worden gevuld, bedoeld bij de hoofdstukken 39, 40 en 63;

[...]

2. De artikelen (andere dan delen) bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden slechts onder deze posten ingedeeld indien zij gemaakt zijn om op de grond te worden geplaatst.

[...]”

12 Dit hoofdstuk bevat onder meer post 9401 en onderverdeling 9401 80 00, die als volgt zijn omschreven:

„GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

1

2

3

4

9401

„Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan:



[...]




9401 80 00

– andere zitmeubelen

vrij

—”






13 Hoofdstuk 94 bevat ook post 9404 en onderverdeling 9404 90 90, die luiden als volgt:

„GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

[...]




9404

Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen; artikelen voor bedden en dergelijke (bijvoorbeeld matrassen, dekbedden, gewatteerde dekens, kussens, poefs, peluws), met binnenvering of opgevuld met ongeacht welk materiaal, dan wel van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken:



[...]




9404 90 90

– – andere

3,7

—”


14 Het tweede deel van de GN bevat afdeling XI, met als opschrift „Textielstoffen en textielwaren”, waarin hoofdstuk 63, „Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden”, staat.

15 Dit hoofdstuk bevat post 6306 van de GN, die als volgt is opgebouwd:

„GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

[...]




6306

Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilsleden; kampeerartikelen:



[...]

[...]

[...]

[...]

6306 40 00

– luchtbedden

12

p/st

6306 90 00

– andere

12

—”


16 Het tweede deel van de GN bevat afdeling VII, met als opschrift „Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan”, waarin hoofdstuk 39 is opgenomen, met als opschrift „Kunststof en werken daarvan”.

17 Dit hoofdstuk bevat onder meer post 3926 van de GN, die als volgt is opgebouwd:

„GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

[...]




3926

Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:



[...]

[...]

[...]

[...]

3926 90

– andere:



[...]

[...]

[...]

[...]


– – andere



3926 90 92

– – – vervaardigd van vellen

6,5

—”


Hoofdgeding en prejudiciële vraag

18 In juli 2017 heeft LB als air loungers aangeduide goederen die uit China waren ingevoerd, aangegeven onder GN-onderverdelingen 9404 90 90 en 3926 90 92, teneinde ze in het vrije verkeer te brengen. Deze onderverdelingen betreffen respectievelijk „andere” „artikelen voor bedden en dergelijke”, die niet zijn ingedeeld onder andere onderverdelingen van post 9404 van deze nomenclatuur, en „andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914”, die niet zijn ingedeeld onder andere onderverdelingen van GN-post 3926, „vervaardigd van vellen”, waarvoor het douanerecht bij invoer respectievelijk 3,7 % en 6,5 % bedraagt. De douaneautoriteiten hebben dit verzoek ingewilligd.

19 Naar aanleiding van onderzoek en een indelingsadvies van het Bildungs- und Wissenschaftszentrum der Bundesfinanzverwaltung (centrum voor opleiding en wetenschappelijk onderzoek van de federale belastingdienst, Duitsland) heeft het hoofddouanekantoor D in 2019 evenwel een aanslag voor invoerrechten vastgesteld volgens welke de betrokken goederen noch onder hoofdstuk 94, noch onder hoofdstuk 39 van de GN vallen, maar onder postonderverdeling 6306 90 00 hiervan, die betrekking heeft op „andere kampeerartikelen”, waarvoor het toepasselijke douanerecht bij invoer 12 % bedraagt.

20 Overeenkomstig dit advies heeft het douanekantoor voor de betrokken goederen invoerrechten ten laste van LB nagevorderd en het door LB gemaakte bezwaar daartegen ongegrond verklaard.

21 Daarop heeft LB beroep ingesteld bij het Finanzgericht Bremen (belastingrechter in eerste aanleg Bremen, Duitsland), de verwijzende rechter, op grond dat de betrokken goederen vallen onder GN-postonderverdeling 9401 80 00, als „andere zitmeubelen” of, subsidiair, onder postonderverdeling 3926 90 92 van deze nomenclatuur, als artikelen van kunststof die zijn „vervaardigd van vellen”.

22 De verwijzende rechter beschrijft de betrokken goederen als een soort opblaasbare ligmeubelen die bestaan uit een buis van kunststoffolie aan de binnenzijde en een bekleding van textielweefsel aan de buitenzijde, die in het sluitingsgedeelte zodanig aan elkaar zijn genaaid dat er lucht in twee kamers kan stromen. Deze rechter preciseert dat voor het vullen met lucht, het open uiteinde snel naar boven moet worden getrokken en vervolgens onmiddellijk moet worden gesloten door de opening enkele malen in de rondte te draaien en de snelsluiting te gebruiken, zodat een soort zit- of ligzak ontstaat.

23 Volgens deze rechter hangt de stabiliteit van de betrokken goederen af van de mate waarin deze met lucht zijn gevuld; na een eerste volledige vulling treedt er binnen enkele uren luchtverlies op, waardoor de stabiliteit vermindert en de zak opnieuw met lucht moet worden gevuld. Bovendien heeft deze rechter bij een inspectie vastgesteld dat voor een stabiele zitpositie vereist is dat de gebruiker in het midden van de lange zijde gaat zitten met gebogen benen en de voeten op de grond; elke andere zitpositie is instabiel en houdt het risico in dat de gebruiker valt of kantelt.

24 Voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding, dat in wezen betrekking heeft op de vraag of het betrokken goed een „ander zitmeubel” in de zin van GN-post 9401 is, verzoekt de verwijzende rechter het Hof de draagwijdte van deze post vast te stellen.

25 Voor de indeling als „zitmeubel” onder deze post, en dus als „meubel” in de zin van hoofdstuk 94 van de GN, moeten goederen die dienen voor de inrichting van verschillende ruimten, volgens deze rechter daar met een zekere duurzaamheid blijven staan. Om als „zitmeubel” te kunnen worden ingedeeld, moet een dergelijk goed de gebruiker bovendien in staat stellen er stabiel op te zitten en er eventueel op verschillende manieren op te gaan zitten.

26 Wat in het bijzonder de zitmeubelen betreft die tot bed kunnen worden omgevormd, die ook onder GN-post 9401 vallen, merkt de verwijzende rechter op dat de Engelse en de Franse taalversie van deze post respectievelijk de termen beds en lits gebruiken, die in het algemeen worden opgevat als een meubel dat wordt gebruikt om op te slapen, te liggen of te rusten en dat een ligvlak heeft waarop het hele lichaam alle mogelijke slaaphoudingen kan aannemen. Deze rechter merkt ten eerste op dat de in deze twee taalversies van de GN gebruikte termen overeenkomen met de formulering van de overeenkomstige post van het GS in de Engelse en de Franse taalversie, welke de authentieke taalversies zijn voor het verdrag tot instelling van dit GS, en ten tweede dat in de Duitse versie van de GN een andere term wordt gebruikt, namelijk Liegen (ligmeubelen).

27 De verwijzende rechter is geneigd te oordelen dat de betrokken goederen geen zitmeubelen in de zin van GN-post 9401 zijn wegens hun relatieve instabiliteit en de noodzaak om ze regelmatig met lucht bij te vullen, waardoor zij volgens hem geschikt zijn om te worden meegenomen naar verschillende plaatsen en daar tijdelijk te worden gebruikt, maar slechts in beperkte mate geschikt zijn voor duurzaam gebruik als inrichtingsvoorwerp. Deze rechter benadrukt dat de enkele mogelijkheid om op een air lounger te gaan zitten niet volstaat om daaraan een principiële bestemming van zitmeubel toe te kennen.

28 Hij merkt echter op dat er twijfel blijft bestaan over de uitlegging van deze tariefpost, aangezien op de datum van de feiten in het hoofdgeding door de douaneautoriteiten van andere lidstaten voor soortgelijke goederen bindende tariefinlichtingen zijn verstrekt waarin deze goederen als „zitmeubelen” zijn aangemerkt.

29 In deze omstandigheden heeft het Finanzgericht Bremen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet de [GN] aldus worden uitgelegd dat zogenoemde air loungers, zoals hier aan de orde en zoals in de [verwijzingsbeslissing] nader beschreven, moeten worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 9401 80 00?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

30 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of GN-post 9401 aldus moet worden uitgelegd dat daaronder een als air lounger aangeduid goed valt, dat is omschreven als een soort opblaasbaar ligmeubel dat bestaat uit een buis van kunststoffolie aan de binnenzijde en een bekleding van textielweefsel aan de buitenzijde.

31 Vooraf zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van de tariefindeling, het tot taak heeft om de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen. Deze indeling is het resultaat van een louter feitelijke beoordeling en het staat niet aan het Hof om deze beoordeling te verrichten in het kader van een prejudiciële verwijzing (arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32 Tevens zij eraan herinnerd dat volgens algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken van deze nomenclatuur bepalend zijn voor de indeling van goederen.

33 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het belang van de rechtszekerheid en van het gemak van de douanecontroles in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de GN-post en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. De bestemming van het product kan een objectief indelingscriterium zijn voor zover zij inherent is aan dit product, wat aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van dit product moet worden beoordeeld (zie in die zin arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

34 Bovendien heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat de toelichtingen op het GS en de GN weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, en als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de interpretatie daarvan (arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

35 GN-post 9401, waarop de gestelde vraag betrekking heeft, heeft als opschrift „Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan”, en omvat onder meer postonderverdeling 9401 80 00, die betrekking heeft op „andere zitmeubelen”, die niet onder andere onderverdelingen van deze post vallen.

36 Overeenkomstig aantekening 1 op hoofdstuk 94 van de GN omvat dit hoofdstuk niet matrassen en kussens, zowel hoofdkussens als andere, die bestemd zijn om met lucht of met water te worden gevuld, zoals bedoeld bij de hoofdstukken 39, 40 en 63. Indien een dergelijk goed onder een van deze hoofdstukken valt, is het dus om die reden uitgesloten van hoofdstuk 94 van de GN.

37 Overeenkomstig aantekening 2 op dit hoofdstuk 94, gelezen in samenhang met de algemene opmerkingen in de GS-toelichtingen op hoofdstuk 94 ervan, moeten de in post 9401 bedoelde goederen bovendien zowel gemaakt zijn om op de grond te worden geplaatst als dienen ter inrichting, hoofdzakelijk voor nuttig gebruik, van woonruimten of andere daarin bij wijze van voorbeeld vermelde binnen- of buitenruimten, alsmede van verschillende vervoermiddelen. Hieruit volgt dat indien een goed niet aan deze twee cumulatieve voorwaarden voldoet, het niet kan worden ingedeeld onder GN-post 9401 (zie in die zin arrest van 10 mei 2001, VauDe Sport, C‑288/99, EU:C:2001:262, punten 18 en 19).

38 In casu lijken de in het hoofdgeding aan de orde zijnde opblaasbare ligmeubelen bijzonder geschikt om te worden meegenomen naar verschillende plaatsen en om daar tijdelijk te worden gebruikt, met name vanwege het feit dat zij regelmatig met lucht moeten worden bijgevuld. Zij zijn mogelijkerwijs dus niet geschikt voor de inrichting, hoofdzakelijk voor nuttig gebruik en op vrij duurzame wijze, van woonruimten of andere binnen- of buitenruimten die zijn vermeld in de algemene opmerkingen in de GS-toelichtingen op hoofdstuk 94, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

39 Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat GN-post 9401 aldus moet worden uitgelegd dat deze post niet ziet op een soort opblaasbaar ligmeubel dat bestaat uit een buis van kunststoffolie aan de binnenzijde en een bekleding van textielweefsel aan de buitenzijde.

Kosten

40 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

Post 9401 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016, moet aldus worden uitgelegd dat deze post niet ziet op een soort opblaasbaar ligmeubel dat bestaat uit een buis van kunststoffolie aan de binnenzijde en een bekleding van textielweefsel aan de buitenzijde.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.