Home

Zaak C-40/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Timişoara (Roemenië) op 26 januari 2021 — T.A.C. / ANI

Zaak C-40/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Timişoara (Roemenië) op 26 januari 2021 — T.A.C. / ANI

19.7.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 289/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Timişoara (Roemenië) op 26 januari 2021 — T.A.C. / ANI

(Zaak C-40/21)

(2021/C 289/29)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curte de Apel Timişoara

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: T.A.C.

Verwerende partij: ANI

Prejudiciële vragen

1)

Moet het evenredigheidsbeginsel inzake straffen, dat is verankerd in artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op andere feiten dan die welke in de nationale wet formeel als strafbare feiten zijn omschreven, maar die kunnen worden beschouwd als ‚vervolging’ in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, gelet op de in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria, met name het criterium van de ernst van de straf, zoals in het hoofdgeding wat de beoordeling van belangenconflicten betreft, welke kan leiden tot de toepassing van een bijkomende straf bestaande in een verbod op het uitoefenen van een openbaar ambt dat door middel van verkiezing wordt verkregen, gedurende drie jaar?

2)

Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, moet het in artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde evenredigheidsbeginsel inzake straffen dan aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling van een nationale uitvoeringswet op grond waarvan, bij vaststelling van een belangenconflict bij een persoon met een gekozen openbaar ambt, automatisch van rechtswege (ope legis) een bijkomende sanctie wordt opgelegd, bestaande in een verbod om gekozen openbare ambten te bekleden gedurende een vooraf bepaalde periode van drie jaar, zonder dat een sanctie kan worden opgelegd die evenredig is aan het gepleegde feit?

3)

Moeten het door artikel 15, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde recht op arbeid en het door artikel 47 van het Handvest gewaarborgde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling van een nationale uitvoeringwet op grond waarvan, bij vaststelling van een belangenconflict bij een persoon met een gekozen openbaar ambt, automatisch van rechtswege (ope legis) een bijkomende sanctie wordt opgelegd, bestaande in een verbod om gekozen openbare ambten te bekleden gedurende een vooraf bepaalde periode van drie jaar, zonder dat een sanctie kan worden opgelegd die evenredig is aan het gepleegde feit?