Home

Zaak C-660/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal correctionnel de Villefranche-sur-Saône (Frankrijk) op 29 oktober 2021 — Procureur de la République / K.B., F.S.

Zaak C-660/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal correctionnel de Villefranche-sur-Saône (Frankrijk) op 29 oktober 2021 — Procureur de la République / K.B., F.S.

17.1.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal correctionnel de Villefranche-sur-Saône (Frankrijk) op 29 oktober 2021 — Procureur de la République / K.B., F.S.

(Zaak C-660/21)

(2022/C 24/27)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal correctionnel de Villefranche-sur-Saône

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Procureur de la République

Verwerende partijen: K.B., F.S.

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 3 (Recht op informatie over rechten) en 4 (Verklaring van rechten bij aanhouding) van de richtlijn van het Europees Parlement van 22 mei 2012 (1), artikel 7 (recht om te zwijgen) van de richtlijn van het Europees Parlement van 9 maart 2016 (2) en artikel 48 (Vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een verbod voor de nationale rechter om schending van de rechten van de verdediging zoals gewaarborgd door de genoemde richtlijnen ambtshalve vast te stellen, en meer in het bijzonder in de weg staan aan het feit dat hem wordt verboden om, met het oog op nietigverklaring van de procedure, ambtshalve vast te stellen dat bij de aanhouding geen of te laat mededeling is gedaan van het recht om te zwijgen?


(1) Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB 2012, L 142, blz. 1).

(2) Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB 2016, L 65, blz. 1).