Home

Zaak C-702/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 november 2021 door Laboratoire Pareva tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 15 september 2021 in de gevoegde zaken T-337/18 en T-347/18, Laboratoire Pareva en Biotech3D / Commissie

Zaak C-702/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 november 2021 door Laboratoire Pareva tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 15 september 2021 in de gevoegde zaken T-337/18 en T-347/18, Laboratoire Pareva en Biotech3D / Commissie

7.2.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/18


Hogere voorziening ingesteld op 19 november 2021 door Laboratoire Pareva tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 15 september 2021 in de gevoegde zaken T-337/18 en T-347/18, Laboratoire Pareva en Biotech3D / Commissie

(Zaak C-702/21 P)

(2022/C 64/29)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Laboratoire Pareva (vertegenwoordigers: P. Sellar, K. Van Maldegem, advocaten, M. Grunchard, S. Englebert, M. Ombredane, avocats)

Andere partijen in de procedure: Biotech3D Ltd & Co. KG, Europese Commissie, Franse Republiek, Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

op grond van artikel 64, lid 2, onder b), van het Reglement voor de procesvoering een maatregel van instructie gelasten voor de overlegging van een transcript van de hoorzitting voor het Gerecht;

het bestreden arrest vernietigen, en

de litigieuze handelingen nietig verklaren en verweerster in eerste aanleg verwijzen in de kosten van rekwirante in verband met deze hogere voorziening en de procedure bij het Gerecht, dan wel verweerster in eerste aanleg verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en de zaken voor hernieuwde behandeling terugverwijzen naar het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Het Gerecht heeft nagelaten om ambtshalve de gebrekkige motivering aan de orde te stellen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zich niet te houden aan zijn plicht om ambtshalve een middel op te werpen met betrekking tot de toereikendheid van de motivering van de litigieuze handelingen en dus om die rechtsvraag te behandelen. Het Gerecht is tot de slotsom gekomen dat “het teratogene effect, en niet de subacute toxiciteit bij inademing, […] bepalend is voor de beoordeling van de onaanvaardbare risico’s van de PHMB van Pareva voor de menselijke gezondheid” (punt 133), ondanks het feit dat de motivering van de litigieuze handelingen deze factor niet vermeldt. Volgens vaste rechtspraak van het Hof was het Gerecht verplicht om zich te buigen en uit te spreken over de vraag of de litigieuze handelingen blijk gaven van een schending door verweerster in eerste aanleg van haar plicht, krachtens artikel 296 VWEU, om een toereikende motivering te geven met betrekking tot het gestelde teratogene effect.

2.

Het Gerecht heeft de feiten onjuist opgevat.

Het Gerecht heeft de feiten onjuist opgevat door te oordelen dat de litigieuze stof teratogeen is en dat rekwirante niet had betwist dat het teratogene effect de bepalende factor in verband met het risico voor de menselijke gezondheid was. Deze conclusie geeft blijk van een kennelijk onjuiste opvatting van de feiten van het dossier voor het Gerecht en van de tijdens de hoorzitting afgelegde verklaringen, die heeft geleid tot een onjuiste opvatting in de beoordeling door het Gerecht van de wettigheid van de litigieuze handelingen.