Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 7 april 2022
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022 –
Elliniko Dimosio (Schoonmaakpersoneel voor scholen)
(Zaak C‑133/21)(*)
"„Prejudiciële verwijzing - Sociaal beleid - Richtlijn 1999/70/EG - Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausule 4 - Non-discriminatiebeginsel - Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd in de publieke sector - Nationale regeling op grond waarvan werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen anders worden beloond dan zij die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor onbepaalde tijd zijn aangenomen - Geen rechtvaardiging - Begrip objectieve redenen ”"
Sociaal beleidRaamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijdRichtlijn 1999/70Begrip werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen om scholen schoon te makenDaaronder begrepen
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 2, punten 1 en 2, clausule 3, punt 1, en clausule 4, punt 1)
(zie punten 39‑44)
Sociaal beleidRaamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijdRichtlijn 1999/70ArbeidsvoorwaardenBegripBeloningsvoorwaardenDaaronder begrepen
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 4, punt 1)
(zie punt 45)
Sociaal beleidRaamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijdRichtlijn 1999/70Verbod van discriminatie van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijdNationale regeling op grond waarvan werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen anders worden beloond dan zij die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor onbepaalde tijd zijn aangenomenGeen objectieve redenenOntoelaatbaarheid
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 4, punt 1)
(zie punten 60‑63 en dictum)
Dictum
Clausule 4, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling krachtens welke een werknemer voor bepaalde tijd, wiens overeenkomst is aangemerkt als overeenkomst voor aanneming van werk, geen recht heeft op een beloning die gelijkwaardig is aan die van een werknemer voor onbepaalde tijd op grond dat hij zijn werk heeft verricht in het kader van een overeenkomst voor bepaalde tijd en hij wist dat die overeenkomst voorzag in permanente en blijvende behoeften van zijn werkgever.