Home

Zaak T-39/21: Arrest van het Gerecht van 19 april 2023 — PP e.a./Parlement (“Openbare dienst – Ambtenaren – Gezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie – Besluit waarbij toestemming wordt gegeven om deeltijds te werken teneinde buiten de standplaats voor naaste verwanten te zorgen – Geen mogelijkheid om voltijds buiten de standplaats te werken – Onregelmatigheid van de precontentieuze procedure – Besluit tot inwilliging van een verzoek om deeltijds te mogen werken – Geen procesbelang – Niet-ontvankelijkheid – Bezoldiging – Schorsing van de ontheemdingstoelage – Artikelen 62 en 69 van het Statuut – Schending van artikel 4 van bijlage VII bij het Statuut”)

Zaak T-39/21: Arrest van het Gerecht van 19 april 2023 — PP e.a./Parlement (“Openbare dienst – Ambtenaren – Gezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie – Besluit waarbij toestemming wordt gegeven om deeltijds te werken teneinde buiten de standplaats voor naaste verwanten te zorgen – Geen mogelijkheid om voltijds buiten de standplaats te werken – Onregelmatigheid van de precontentieuze procedure – Besluit tot inwilliging van een verzoek om deeltijds te mogen werken – Geen procesbelang – Niet-ontvankelijkheid – Bezoldiging – Schorsing van de ontheemdingstoelage – Artikelen 62 en 69 van het Statuut – Schending van artikel 4 van bijlage VII bij het Statuut”)

30.5.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/28


Arrest van het Gerecht van 19 april 2023 — PP e.a./Parlement

(Zaak T-39/21) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Gezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie - Besluit waarbij toestemming wordt gegeven om deeltijds te werken teneinde buiten de standplaats voor naaste verwanten te zorgen - Geen mogelijkheid om voltijds buiten de standplaats te werken - Onregelmatigheid van de precontentieuze procedure - Besluit tot inwilliging van een verzoek om deeltijds te mogen werken - Geen procesbelang - Niet-ontvankelijkheid - Bezoldiging - Schorsing van de ontheemdingstoelage - Artikelen 62 en 69 van het Statuut - Schending van artikel 4 van bijlage VII bij het Statuut”)

(2023/C 189/36)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: PP, PQ, PR, PS, PT (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Seyr, D. Boytha en M. Windisch, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 270 VWEU vorderen verzoekers in essentie, ten eerste, nietigverklaring van de besluiten van het Europees Parlement van 14 april 2020 waarbij aan PQ en PS toestemming is verleend om deeltijds buiten hun standplaats te werken vanwege de COVID-19-pandemie; 18 mei 2020 waarbij aan PP toestemming is verleend om deeltijds buiten zijn standplaats te werken vanwege de COVID-19-pandemie; 7, 15 en 16 april en 19 mei 2020 waarbij de betaling van de ontheemdingstoelage van verzoekers is geschorst tijdens de periode waarin zij buiten hun standplaats werkten, en 6 mei 2020 waarbij is overgegaan tot terugvordering van het te veel betaalde aan PR en PT en, ten tweede, vergoeding van de schade die zij door die besluiten zouden hebben geleden.

Dictum

1)

Het besluit van het Europees Parlement van 19 mei 2020 tot schorsing van de ontheemdingstoelage van PP wordt nietig verklaard.

2)

Het besluit van het Europees Parlement van 7 april 2020 tot schorsing van de ontheemdingstoelage van PR wordt nietig verklaard.

3)

Het besluit van het Europees Parlement van 15 april 2020 tot schorsing van de ontheemdingstoelage van PQ wordt nietig verklaard.

4)

Het besluit van het Europees Parlement van 15 april 2020 tot schorsing van de ontheemdingstoelage van PS wordt nietig verklaard.

5)

Het besluit van het Europees Parlement van 16 april 2020 tot schorsing van de ontheemdingstoelage van PT wordt nietig verklaard.

6)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

7)

PP, PS, PR, PQ en PT dragen de helft van hun kosten.

8)

Het Parlement draagt zijn eigen kosten en de helft van de kosten van PP, PS, PR, PQ en PT.


(1)PB C 110 van 29.3.2021.