Home

Zaak T-88/21: Beroep ingesteld op 12 februari 2021 — Paesen / EDEO

Zaak T-88/21: Beroep ingesteld op 12 februari 2021 — Paesen / EDEO

19.4.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 138/45


Beroep ingesteld op 12 februari 2021 — Paesen / EDEO

(Zaak T-88/21)

(2021/C 138/61)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Sandra Paesen (Beersel, België) (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht om:

nietigverklaring van het besluit van 10 april 2020 tot overplaatsing naar een niet leidinggevende functie en, subsidiair, van het bij datzelfde besluit bevestigde rapport aan het einde van de proeftijd;

nietigverklaring van het besluit van het TABG van 12 mei 2020 tot afwijzing van het verzoek om bijstand dat zij op 17 januari 2020 op basis van artikel 24 van het Statuut heeft ingediend;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van 4 november 2020 tot afwijzing van haar klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut;

vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij zou hebben geleden als gevolg van het psychisch geweld en het onrechtmatig gedrag van de administratie;

verwijzing van de verwerende partij in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan met betrekking tot het verzoek om nietigverklaring.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van het fundamentele recht op behoorlijk bestuur en om te worden gehoord, een kennelijke beoordelingsfout en misbruik van bevoegdheid.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van besluit C (2008) 5028/2 van de Commissie over middenkaderpersoneel en van besluit ADMIN (2019) 31 van de secretaris-generaal van EDEO van 15 november 2019 over de uitoefening en de subdelegatie van de aan het TABG en het TAOBG verleende bevoegdheden, en een kennelijke beoordelingsfout.

3.

Derde middel, dat uit twee onderdelen bestaat.

Eerste onderdeel, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht voortvloeiende uit artikel 25 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, schending van artikel 7, lid 1, van het Statuut en een kennelijke beoordelingsfout.

Tweede onderdeel, ontleend aan schending van artikel 26 van het Statuut en een kennelijke beoordelingsfout.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van de waardigheid en passende arbeidsomstandigheden, niet-nakoming van de zorgplicht en schending van het verbod van elke vorm van psychisch geweld.