Home

Zaak T-195/21: Beroep ingesteld op 8 april 2021 — Klymenko / Raad

Zaak T-195/21: Beroep ingesteld op 8 april 2021 — Klymenko / Raad

31.5.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 206/40


Beroep ingesteld op 8 april 2021 — Klymenko / Raad

(Zaak T-195/21)

(2021/C 206/48)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Oleksandr Viktorovych Klymenko (Moskou, Rusland) (vertegenwoordiger: M. Phelippeau, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het beroep van Oleksandr Viktorovych Klymenko ontvankelijk verklaren;

besluit (GBVB) 2021/394 van de Raad van 4 maart 2021 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne nietig verklaren, voor zover het verzoeker betreft;

uitvoeringsverordening (EU) 2021/391 van de Raad van 4 maart 2021 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne nietig verklaren, voor zover zij verzoeker betreft;

de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten overeenkomstig de artikelen 87 en 91 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker voert vier middelen aan ter ondersteuning van zijn beroep tot nietigverklaring van besluit (GBVB) 2021/394 van de Raad van 4 maart 2021 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2021, L 77, blz. 29) en uitvoeringsverordening (EU) 2021/391 van de Raad van 4 maart 2021 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2021, L 77, blz. 2), voor zover deze handelingen hem betreffen.

Eerste middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht, in het bijzonder met betrekking tot de verwijzing in de handelingen naar de rechtvaardiging van de gegrondheid van de maatregel en de verificaties die zijn verricht om na te gaan of de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechterlijke bescherming zijn geëerbiedigd.

Tweede middel: onjuiste beoordeling van de zaak en misbruik van bevoegdheid, aangezien verzoeker gegevens had aangevoerd die aantonen dat de feitelijke grondslag ontoereikend is om enige strafprocedure te rechtvaardigen, alsook gegevens over schending van grondrechten, waaraan de Raad geen gevolgen heeft verbonden.

Derde middel: schending van grondrechten, met name van de rechten van de verdediging, het recht op effectieve rechterlijke bescherming en het recht op procedurele gelijkheid.

Vierde middel: ontbreken van een rechtsgrondslag daar artikel 29 VEU niet de rechtsgrondslag van de tegen verzoeker getroffen beperkende maatregel kan vormen.