Home

Zaak T-326/21: Beroep ingesteld op 9 juni 2021 — Guangdong Haomei New Materials en Guangdong King Metal Light Alloy Technology / Commissie

Zaak T-326/21: Beroep ingesteld op 9 juni 2021 — Guangdong Haomei New Materials en Guangdong King Metal Light Alloy Technology / Commissie

26.7.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 297/51


Beroep ingesteld op 9 juni 2021 — Guangdong Haomei New Materials en Guangdong King Metal Light Alloy Technology / Commissie

(Zaak T-326/21)

(2021/C 297/63)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Guangdong Haomei New Materials Co. Ltd (Qingyuan, China), Guangdong King Metal Light Alloy Technology Co. Ltd (Yuan Tan Town, China) (vertegenwoordigers: M. Maresca, C. Malinconico, D. Guardamagna, M. Guardamagna, D. Maresca, A. Cerruti, A. Malinconico en G. Falla, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoeksters verzoeken het Gerecht:

uitvoeringsverordening 2021/456 (EU) van de Commissie van 29 maart 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van extrusiealuminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, waarvan verzoeksters op 30 maart 2021 in kennis zijn gesteld, en, subsidiair, de “basisverordening” (verordening 1036/2016) gedeeltelijk nietig te verklaren;

de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die uit de toepassing ervan voortvloeit, en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan de verplichting om concreet vast te stellen dat er sprake is van dumping, schending van het beginsel van een eerlijk proces en van het beginsel van hoor en wederhoor, schending van wezenlijke vormvoorschriften en misbruik van bevoegdheid omdat de aantijgingen van algemene aard zijn en de verstrekte informatie niet in een geest van samenwerking is gecontroleerd.

Dienaangaande wordt betoogd dat de bestreden verordening onrechtmatig is voor zover de Commissie de voorwaarden van de betrokken markten niet concreet heeft beoordeeld en verzoeksters niet in staat zijn gesteld hun rechten van verdediging ten gronde uit te oefenen. Samenvattend kan worden gesteld dat Haomei en King Metal zich schuldig maakten aan dumping en derhalve onderworpen waren aan compenserende rechten, niet op grond van hun eigen gedrag bij uitvoer uit China, maar op grond van een algemeen gunstige beoordeling van de Chinese economie en derhalve in zeer algemene zin. Daar zij overtuigd was dat er sprake was van dumping, heeft de Commissie nagelaten de door de verzoekende ondernemingen overgelegde documenten specifiek te onderzoeken.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van de basisverordening wat betreft de vaststelling van de dumpingmarge, de onjuiste vaststelling van de “normale” prijs van het onderzochte product en de toepassing van voorlopige rechten niet op grond van de eigen verantwoordelijkheid van de exporteurs, maar op grond van een aversie van de algemene structuur van de Chinese economie.

In dit verband wordt betoogd dat de verordening onrechtmatig is omdat de Commissie een onvolledig onderzoek heeft ingesteld, met een verbijsterend resultaat dat bovendien wordt aangetast door de secundaire onrechtmatigheid van de verordening betreffende de registratie van producten, waartegen bij het Gerecht reeds beroep is ingesteld, voor zover daarbij productcodes (7610 90 90) in het onderzoek zijn opgenomen die, zoals de Commissie zelf toegeeft, niet in het onderzoek mogen worden opgenomen voor zover zij betrekking hebben op andere producten dan die waarop het onderzoek betrekking heeft. Door deze fout (waardoor verschillende producten in aanmerking konden worden genomen) wordt zowel het vermoeden van dumping (aangezien de relatief zeer lage prijs de gemiddelde prijs onvermijdelijk en kunstmatig verlaagt) als de schade voor de bedrijfstak van de Unie opgeheven, omdat de betrokken hoeveelheden aanzienlijk zijn in verhouding tot de totale hoeveelheid van het betrokken product, zodat het effect van het resterende deel van het in de Europese Unie ingevoerde product irrelevant is.

In de tweede plaats is het feit dat er geen specifiek onderzoek is gevoerd naar de positie van verzoeksters onverenigbaar met het Verdrag (en de regels waarnaar wordt verwezen), omdat het een systeem van risicoaansprakelijkheid of aansprakelijkheid voor het handelen van anderen in het leven roept dat in strijd is met de fundamentele beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen, op grond van de marktprijs en de daarmee verband houdende kostenstructuur die verzoeksters herhaaldelijk aan de Commissie hebben voorgelegd en die de Commissie volledig heeft genegeerd (net zoals de standpunten van de Chinese regering met betrekking tot de markteconomie werden genegeerd). Dit heeft geleid tot kennelijke onrechtmatigheden, zowel ten gronde (wat betreft de begrippen normale waarde, verstoringen van betekenis, toegang tot krediet, fiscale behandeling, faillissementsstatuut, representatief land en keuze van land) als op procedureel vlak, welke onrechtmatigheden in het onderhavige middel uitvoerig worden behandeld en tot kennelijke discriminatie en schade hebben geleid.

3.

Derde middel: ontbreken van schade, verdraaiing van de feiten bij de vergelijking van de marktaandelen en schending van het evenredigheidsbeginsel.

Met hun derde middel voeren verzoeksters aan dat de bestreden verordening onrechtmatig is omdat de Commissie er niet in is geslaagd te bewijzen dat er sprake is van schade en van een oorzakelijk verband tussen de schade en de dumping.

Voorts is er zelfs geen minimale technische analyse verricht en is niet beoordeeld of de maatregel in verband met de schade voor de bedrijfstak waarvan is vastgesteld dat er sprake is van prijsonderbieding of prijsbederf evenredig is, hetgeen volgens de rechtspraak noodzakelijk is om te kunnen spreken van schade. In het geval van verzoeksters is echter bewezen dat er geen sprake is van prijsonderbieding en prijsbederf (onder de verschillende stukken van het verzoekschrift) door de prijzen “af fabriek” van Haomei en King Metal, die in overeenstemming zijn met de Europese prijzen (DOC.3, Bauxietrapport).

Bovendien heeft de Unie geen enkel belang bij de instelling van het recht, maar is er wel een exclusief belang van de klagers dat de Commissie eenvoudigweg als het hare heeft “aangenomen” en zonder analyse heeft uitgebreid tot de Unie in haar geheel. In dit verband is de Commissie eens te meer volledig voorbijgegaan aan de gegevens die verzoeksters in de loop van de procedure hebben verstrekt en die tijdens de procedure of in de verordening niet op tegenspraak zijn behandeld.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) en, subsidiair, aan onrechtmatigheid van de basisverordening indien deze niet wordt uitgelegd in overeenstemming met internationale overeenkomsten.

In dit verband wordt betoogd dat verordening 2020/11428, die door de Commissie is vastgesteld op basis van artikel 207 VWEU, afwijkt van de begrippen die in het internationale recht zijn neergelegd. Indien dat niet het geval zou zijn, zo wordt daaraan toegevoegd, en er met andere woorden geen sprake zou zijn van een rechtstreeks aan verordening 2020/11428 toe te rekenen inbreuk, zou de onrechtmatigheid aan de “basisverordening” te wijten zijn.

5.

Vijfde middel: schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, onder verwijzing naar de procedure voor de oplegging van een sanctie van gelijke werking als een strafrechtelijke sanctie, wegens de gevolgen ervan voor de exporterende ondernemingen.

Voor de verzoekende ondernemingen vormt de toepassing van deze gegevens een belemmering voor de voortzetting van hun activiteit, met onomkeerbare schade die vergelijkbaar is met die van een strafrechtelijke sanctie.