Home

Zaak T-631/21: Beroep ingesteld op 27 september 2021 — BZ / ECB

Zaak T-631/21: Beroep ingesteld op 27 september 2021 — BZ / ECB

20.12.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 513/30


Beroep ingesteld op 27 september 2021 — BZ / ECB

(Zaak T-631/21)

(2021/C 513/45)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: BZ (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (ECB)

Conclusies

nietigverklaring van de besluiten van de raad van bestuur van de ECB van 16 maart 2021 en 13 juli 2021, voor zover daarbij a) verzoeksters situatie opnieuw is beoordeeld en haar een vergoeding is toegekend van, ex aequo et bono, 50 000 EUR ter compensatie van de door haar geleden schade (met inbegrip van alle schade veroorzaakt door de wandaden vastgesteld in de brief van het DG HR van 12 januari 2021), en b) voor zover daarbij haar bezwaar van 18 mei 2021 tegen het besluit van de raad van bestuur van 16 maart 2021 is afgewezen;

veroordeling van de ECB tot betaling aan verzoekster van:

een bedrag van 200 000 EUR wegens schending van artikel 8 van het Handvest van de grondrechten, namelijk de niet-eerbiediging van haar privéleven wat haar waardigheid en beroepsintegriteit betreft;

van een bedrag van 130 000 EUR wegens schending van artikel 8 van het Handvest van de grondrechten, namelijk de niet-eerbiediging van haar privéleven wat haar recht op gezondheid betreft;

immateriële schadevergoeding van 20 000 EUR voor het gebruik van het gebrekkige onderzoeksrapport en de vernietigde uitspraak in zaak F-43/10, door deze documenten toe te zenden aan [vertrouwelijk],;

een vergoeding voor het verlies aan inkomsten, waarvan het bedrag moet worden berekend op grond van de uitkomst van de aanhangige zaak T-500/16;

een bedrag 20 000 EUR voor immateriële schade als gevolg van de vernietiging van de onderzoeksbestanden;

een bedrag van 52 000 EUR voor immateriële schade als gevolg van de vertraging van haar beoordeling en het besluit in de procedure voor de jaarlijkse herziening van salarissen en premies (ASBR) voor 2007, dat wil zeggen de periode van 2007 tot 2021;

een bedrag van 150 000 EUR voor materiële en immateriële schade als gevolg van het ontbreken van een beoordeling en een ASBR-besluit;

een bedrag van 700 000 EUR (voor materiële en immateriële schade) voor het definitieve verlies van een kans als gevolg van het ontbreken van een nieuw onderzoek.

verwijzing van de ECB in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: het besluit van de raad van bestuur van 16 maart 2021 bevat een aantal feitelijke en juridische fouten en artikel 8.2.1. van de regels voor het personeel van de ECB alsmede artikel 42 van de ECB-arbeidsvoorwaarden zijn geschonden en onjuist toegepast.

2.

Tweede middel: schending van artikel 266 VWEU met inbegrip van het verzuim om: a) de geleden schade naar behoren te vergoeden in plaats van een op grond van de billijkheid (met name ex aequo et bono) vastgestelde vergoeding; b) verzoekster een vergoeding toe te kennen voor alle nadelen/schade, waaronder een vergoeding wegens het verlies van een kans omdat de ECB niet in staat is het onderzoek opnieuw en volgens de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie uit te voeren; en c) de gevolgen van de nietig verklaarde besluiten uit het verleden te herstellen.

3.

Derde middel: schending van de beginselen van transparantie en behoorlijk bestuur, van de artikelen 41, 42 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsmede van de beginselen van rechtszekerheid en het recht op beroep.

4.

Vierde middel: niet-nakoming van de zorgplicht en van het welzijn van het personeel alsmede schending van de artikelen 21 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

5.

Vijfde middel: gebrekkige motivering.