Zaak T-782/21: Beroep ingesteld op 18 december 2021 — EAA / Commissie
Zaak T-782/21: Beroep ingesteld op 18 december 2021 — EAA / Commissie
14.2.2022 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 73/54 |
Beroep ingesteld op 18 december 2021 — EAA / Commissie
(Zaak T-782/21)
(2022/C 73/69)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: European Aluminium Association (EAA) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: B. O. Connor en M. Hommé, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht om:
— | voor twee aspecten van de zaak een maatregel tot organisatie van de procesgang te nemen; |
— | uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1788 (1) waarbij de Commissie de gevolgen van uitvoeringsverordening (EU) 2021/1784 (2) heeft opgeschort, nietig te verklaren; |
— | de Commissie te verwijzen in de kosten van de verzoekende partij. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.
1. | Eerste middel: de Commissie heeft verordening (EU) 2016/1036 (3) en in het bijzonder artikel 14, lid 4 van die verordening geschonden. De Commissie heeft met name niet overeenkomstig artikel 3, lid 5, van verordening 2016/1036 onderzocht of er sprake is van schade, maar slechts gekeken naar een beperkt aantal schade-indicatoren. Daarnaast heeft de Commissie het belang van de Unie niet beoordeeld. Voorts heeft de Commissie geen rekening gehouden met het decarbonisatiebeleid van de Unie en heeft zij zichzelf een termijn opgelegd waarin het recht niet voorziet. Ten slotte heeft de Commissie een onjuiste juridische beoordeling gemaakt waar het gaat om het opnieuw optreden van schade. |
2. | Tweede middel: de Commissie heeft de beginselen van eerlijke procesvoering en behoorlijk bestuur geschonden. In het bijzonder is het schorsingsonderzoek van de Commissie in het algemeen gebrekkig verlopen en rechtens noch feitelijk geïnitieerd. Daarnaast heeft de Commissie ten onrechte termijnen gesteld om een onredelijke deadline te halen waaraan helemaal geen behoefte was. Voorts heeft de Commissie inconsequent gehandeld door wel het begrip “openbaarmaking” dat van toepassing is op nieuwe en herzieningsonderzoeken over te nemen, maar niet de termijnen die voor deze onderzoeken gelden. Ten slotte is de beoordeling van het belang van de Unie niet meegedeeld aan de partijen, zodat zij daarover geen opmerkingen hebben kunnen maken. |
3. | Derde middel: de Commissie heeft artikel 296 VWEU geschonden door haar besluit niet voldoende te motiveren. De Commissie heeft met name niet toereikend gemotiveerd waarom het noodzakelijk was om de termijn voor de afronding van het schorsingsonderzoek samen te laten vallen met die voor het afronden van het antidumpingonderzoek. Voorts heeft de Commissie onvoldoende onderbouwd waarom het in het belang van de Unie was om de maatregelen te schorsen. |
4. | Vierde middel: de Commissie heeft de feiten kennelijk onjuist beoordeeld. Zij heeft in het bijzonder fouten gemaakt in het onderzoek naar i) de gewijzigde marktverhoudingen, ii) het vermogen van de bedrijfstak in de Unie om de markt te bevoorraden, iii) de gegevens over de productie buiten de Unie en iv) vraag en aanbod. |
5. | Vijfde middel: de Commissie heeft de opschortingsbepaling ten onrechte toegepast. De Commissie heeft haar bevoegdheid misbruikt door de schorsing te gebruiken als een alternatief voor afgewezen verzoeken om producten uit de productomschrijving uit te sluiten. |
(1) Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 8 oktober 2021 tot schorsing van de bij uitvoeringsverordening (EU) 2021/1784 ingestelde definitieve antidumpingrechten op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB 2021, L 359, blz. 105).
(2) Uitvoeringsverordening van de Commissie van 8 oktober 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB 2021, L 359, blz. 6).
(3) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21).