Home

Zaak C-177/22, Wurth Automotive: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 9 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg — Oostenrijk) — JA / Wurth Automotive GmbH [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten – Begrip “consument” – Gedrag van een persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept, dat bij de wederpartij bij de overeenkomst de indruk kan wekken dat hij voor beroepsdoeleinden handelt]

Zaak C-177/22, Wurth Automotive: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 9 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg — Oostenrijk) — JA / Wurth Automotive GmbH [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten – Begrip “consument” – Gedrag van een persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept, dat bij de wederpartij bij de overeenkomst de indruk kan wekken dat hij voor beroepsdoeleinden handelt]

8.5.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/16


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 9 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg — Oostenrijk) — JA / Wurth Automotive GmbH

(Zaak C-177/22 (1), Wurth Automotive)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Verordening (EU) nr. 1215/2012 - Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten - Begrip “consument” - Gedrag van een persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept, dat bij de wederpartij bij de overeenkomst de indruk kan wekken dat hij voor beroepsdoeleinden handelt)

(2023/C 164/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Salzburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: JA

Verwerende partij: Wurth Automotive GmbH

Dictum

1)

Artikel 17, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

moet aldus worden uitgelegd dat

ter beantwoording van de vraag of een persoon die een onder punt c) van deze bepaling vallende overeenkomst heeft gesloten, als “consument” in de zin van deze bepaling kan worden aangemerkt, rekening moet worden gehouden met de huidige of toekomstige doeleinden waarvoor die overeenkomst is gesloten, los van de vraag of die persoon zijn activiteit in loondienst dan wel als zelfstandige uitoefent.

2)

Artikel 17, lid 1, van verordening nr. 1215/2012

moet aldus worden uitgelegd dat

ter beantwoording van de vraag of een persoon die een onder punt c) van deze bepaling vallende overeenkomst heeft gesloten, als “consument” in de zin van deze bepaling kan worden aangemerkt, rekening kan worden gehouden met de indruk die zijn gedrag heeft gewekt bij zijn medecontractant, met name wanneer de persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept, niet heeft gereageerd op de bepalingen van de overeenkomst waarin hij als ondernemer werd aangeduid, wanneer die persoon de overeenkomst heeft gesloten via een tussenpersoon die beroepsactiviteiten uitoefent op het door de overeenkomst bestreken gebied en die de wederpartij na de ondertekening van die overeenkomst heeft gevraagd of het mogelijk is om de btw te vermelden op de desbetreffende factuur, en wanneer die persoon het goed dat het voorwerp was van de overeenkomst kort na het sluiten daarvan heeft doorverkocht en daarbij eventueel winst heeft gemaakt.

3)

Artikel 17, lid 1, van verordening nr. 1215/2012

moet aldus worden uitgelegd dat

wanneer bij de globale beoordeling van de aan een nationale rechter ter beschikking staande informatie bepaalde omstandigheden rond het sluiten van een overeenkomst onmogelijk rechtens genoegzaam kunnen worden vastgesteld, met name betreffende een aantal vermeldingen in die overeenkomst en de tussenkomst van een bemiddelaar bij het sluiten daarvan, die rechter moet nagaan welke bewijswaarde die informatie volgens de nationale rechtsregels heeft, ook wat de vraag betreft of het voordeel van de twijfel dient te worden verleend aan de persoon die zich op de hoedanigheid van “consument” in de zin van die bepaling beroept.


(1)PB C 213 van 30.5.2022.