Home

Zaak C-462/22, BM (Woonplaats van de echtgenoot die de echtscheiding aanvraagt): Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 juli 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — BM/LO [Prejudiciële verwijzing – Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken – Verordening (EG) nr. 2201/2003 – Artikel 3, lid 1, onder a), zesde streepje – Forum actoris – Voorwaarde – Gewone verblijfplaats van de verzoeker in de lidstaat van het aangezochte gerecht gedurende de volledige periode onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de vordering]

Zaak C-462/22, BM (Woonplaats van de echtgenoot die de echtscheiding aanvraagt): Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 juli 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — BM/LO [Prejudiciële verwijzing – Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken – Verordening (EG) nr. 2201/2003 – Artikel 3, lid 1, onder a), zesde streepje – Forum actoris – Voorwaarde – Gewone verblijfplaats van de verzoeker in de lidstaat van het aangezochte gerecht gedurende de volledige periode onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de vordering]

21.8.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 296/12


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 juli 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — BM/LO

[Zaak C-462/22 (1), BM (Woonplaats van de echtgenoot die de echtscheiding aanvraagt)]

(Prejudiciële verwijzing - Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken - Verordening (EG) nr. 2201/2003 - Artikel 3, lid 1, onder a), zesde streepje - Forum actoris - Voorwaarde - Gewone verblijfplaats van de verzoeker in de lidstaat van het aangezochte gerecht gedurende de volledige periode onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de vordering)

(2023/C 296/13)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BM

Verwerende partij: LO

Dictum

Artikel 3, lid 1, onder a), zesde streepje, van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000

moet aldus worden uitgelegd dat

deze bepaling de bevoegdheid van het gerecht van een lidstaat om kennis te nemen van een verzoek tot ontbinding van de huwelijksband afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de verzoeker, die onderdaan van die lidstaat is, het bewijs levert dat hij sinds ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van zijn verzoek zijn gewone verblijfplaats in deze lidstaat heeft gehad.


(1)PB C 359 van 19.9.2022.