Zaak C-188/22: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Opolu — Polen) — VP [Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 1206/2001 – Bewijsverkrijging – Schriftelijke verklaring van een ingezetene van een andere lidstaat dan de lidstaat van het bevoegde gerecht – Mogelijkheid om de in het nationale recht vastgestelde methode van bewijsverkrijging toe te passen en niet die waarin deze verordening voorziet]
Zaak C-188/22: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Opolu — Polen) — VP [Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 1206/2001 – Bewijsverkrijging – Schriftelijke verklaring van een ingezetene van een andere lidstaat dan de lidstaat van het bevoegde gerecht – Mogelijkheid om de in het nationale recht vastgestelde methode van bewijsverkrijging toe te passen en niet die waarin deze verordening voorziet]
24.10.2022 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 408/23 |
Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 8 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Opolu — Polen) — VP
(Zaak C-188/22) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken - Verordening (EG) nr. 1206/2001 - Bewijsverkrijging - Schriftelijke verklaring van een ingezetene van een andere lidstaat dan de lidstaat van het bevoegde gerecht - Mogelijkheid om de in het nationale recht vastgestelde methode van bewijsverkrijging toe te passen en niet die waarin deze verordening voorziet)
(2022/C 408/27)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Sąd Okręgowy w Opolu
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: VP
Verwerende partij: KS vertegenwoordigd door AS
Dictum
De artikelen 1 en 17 van verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken moeten aldus worden uitgelegd dat een gerecht van een lidstaat die een in een andere lidstaat wonende persoon wenst te horen, voor het verrichten van een dergelijke handeling tot het verkrijgen van bewijs niet noodzakelijkerwijs de in deze verordening vastgestelde methoden van bewijsverkrijging hoeft toe te passen, maar gebruik kan maken van een schriftelijke verklaring van die persoon overeenkomstig het recht van de lidstaat van dat gerecht, zonder daarvoor de toestemming van het centrale orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat in de zin van artikel 3 van die verordening te hebben verkregen.
(1) Indieningsdatum:11/03/2022