Gevoegde zaken C-198/22 en C-199/22: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 maart 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil n° 11 de Barcelona — Spanje) — QJ en IP/Deutsche Bank AG (Schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Unie – Artikel 101 VWEU – Richtlijn 2014/104/EU – Werkingssfeer ratione temporis – Inbreuk die vóór de inwerkingstreding van de richtlijn is gepleegd – Verjaringstermijn van de schadevordering – Consumenten)
Gevoegde zaken C-198/22 en C-199/22: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 maart 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil n° 11 de Barcelona — Spanje) — QJ en IP/Deutsche Bank AG (Schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Unie – Artikel 101 VWEU – Richtlijn 2014/104/EU – Werkingssfeer ratione temporis – Inbreuk die vóór de inwerkingstreding van de richtlijn is gepleegd – Verjaringstermijn van de schadevordering – Consumenten)
8.5.2023 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 164/22 |
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 maart 2023 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 11 de Barcelona — Spanje) — QJ en IP/Deutsche Bank AG
(C-198/22 en C-199/22 (1))
(Schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Unie - Artikel 101 VWEU - Richtlijn 2014/104/EU - Werkingssfeer ratione temporis - Inbreuk die vóór de inwerkingstreding van de richtlijn is gepleegd - Verjaringstermijn van de schadevordering - Consumenten)
(2023/C 164/28)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de lo Mercantil no 11 de Barcelona
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: QJ (C-198/22)
Verzoekende partij: IP (C-199/22)
Verwerende partij: Deutsche Bank AG
Dictum
1) | Artikel 101 VWEU en het doeltreffendheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale regeling die, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, bepaalt dat de verjaringstermijn die geldt voor een door een consument ingestelde schadevordering wegens inbreuk op het mededingingsrecht van de Europese Unie begint te lopen op de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de samenvatting van het definitieve besluit van de Europese Commissie tot vaststelling van die inbreuk, omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de benadeelde op de datum van die bekendmaking kennis heeft genomen van de noodzakelijke gegevens om een schadevordering in te stellen. |
2) | Artikel 10, lid 3, van richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (2) moet aldus worden uitgelegd dat het ratione temporis van toepassing is op een schadevordering wegens een inbreuk op het mededingingsrecht die weliswaar betrekking heeft op een vóór de inwerkingtreding van die richtlijn beëindigde inbreuk, maar is ingesteld na inwerkingtreding van de bepalingen waarbij deze in nationaal recht is omgezet, mits deze vordering niet is verjaard vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting van deze richtlijn. |
(1) Datum van neerlegging: 14.3.2022.