betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias (hoogste bestuursrechter, Griekenland) bij beslissing van 8 november 2022, ingekomen bij het Hof op 2 december 2022, in de procedure
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
13
Micreos Food Safety vervaardigt producten op basis van fagen, waaronder Listex™ P100.
14
In de loop van 2015 heeft Micreos Food Safety de Commissie na meerdere informele contacten die vanaf 2007 hebben plaatsgevonden, verzocht om Listex™ P100 overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 goed te keuren als ontsmettingsmiddel voor kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
15
De Commissie heeft op basis van een wetenschappelijk advies dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 7 juli 2016 heeft uitgebracht, een ontwerp van een verordening tot verlening van een goedkeuring voor het gebruik van Listex™ P100 opgesteld en deze voorgelegd aan haar Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Aangezien deze ontwerpverordening binnen dit comité niet de nodige steun heeft gekregen, heeft de Commissie Micreos Food Safety, informeel in oktober 2017 en formeel bij brief van 19 februari 2018 ter kennis gebracht dat zij voornemens was om de goedkeuringsprocedure niet langer voort te zetten bij gebreke van de nodige politieke steun.
16
Bij brief van 26 februari 2018 heeft Micreos Food Safety bij de Commissie aangevoerd dat Listex™ P100 geen „ontsmettingsmiddel” in de zin van verordening nr. 853/2004 is, maar wel een „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008, en dat deze stof dus niet binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 valt.
17
Bij brief van 9 april 2018 heeft de Commissie haar besluit om de procedure voor de goedkeuring van Listex™ P100 niet voort te zetten, herhaald.
18
Op 15 oktober 2018 heeft Micreos Food Safety de Commissie verzocht om deze goedkeuringsprocedure voort te zetten en naar aanleiding van het besluit van de Commissie om die procedure niet voort te zetten klacht ingediend bij de Europese Ombudsman. Die klacht is bij besluit van 4 maart 2019 afgewezen.
19
Bij brieven van 25 april en 9 mei 2019 heeft Micreos Food Safety de Commissie opnieuw verzocht om de kwalificatie van Listex™ P100 als „technische hulpstof die geen ontsmettingsmiddel is” te onderzoeken.
20
Bij twee brieven van 17 juni 2019 (hierna: „twee brieven van 17 juni 2019”), die gericht waren aan respectievelijk Micreos Food Safety en de Public Advice International Foundation, die deze onderneming vertegenwoordigde, heeft de Commissie om te beginnen herinnerd aan haar voornemen om de procedure voor de goedkeuring van Listex™ P100 op grond van verordening nr. 853/2004 niet voort te zetten. Daarnaast heeft zij verklaard dat zelfs indien Listex™ P100 een „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008 was, dit product niettemin binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 zou blijven vallen, aangezien het voor ontsmetting wordt gebruikt. Daarbij komt dat geen goedkeuring krachtens artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 is afgegeven voor Listex™ P100.
21
Op 16 augustus 2019 heeft Micreos Food Safety bij het Gerecht van de Europese Unie beroep ingesteld tot nietigverklaring van de in de twee brieven van 17 juni 2019 vervatte besluiten, alsmede een verzoek in kort geding ingesteld dat strekte tot opschorting van de tenuitvoerlegging van deze besluiten. Het ging ten eerste om de afwijzing van het verzoek om Listex™ P100 overeenkomstig verordening nr. 853/2004 goed te keuren als ontsmettingsmiddel, ten tweede om de afwijzing van het subsidiaire verzoek tot kwalificatie van dit product als „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008 en ten derde het verbod om Listex™ P100 in de Europese Unie in de handel te brengen als „technische hulpstof”.
22
Bij beschikking van
26 september 2019, Micreos Food Safety/Commissie (T‑568/19 R, EU:T:2019:694
), heeft de president van het Gerecht het door Micreos Food Safety ingediende verzoek in kort geding afgewezen op grond dat de twee brieven van 17 juni 2019 geen besluit houdende een verbod op het in de handel brengen van Listex™ P100 bevatten. Daarnaast was deze vennootschap volgens de president van het Gerecht om die reden nog niet verstoken van rechterlijke bescherming, aangezien zij in eerste instantie tegen de overeenkomstige handelingen op nationaal niveau kon opkomen bij de bevoegde rechterlijke instanties opdat in tweede instantie een verzoek om een prejudiciële beslissing bij het Hof kon worden ingediend.
23
Op 8 november 2019 heeft de Commissie de hoofden van de veterinaire diensten van de lidstaten een document doen toekomen waarin zij stelde dat Listex™ P100 binnen de werkingssfeer van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 viel omdat dit product ertoe strekt de verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te beperken. Niettegenstaande de eventuele kwalificatie als „technische hulpstof” in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van verordening nr. 1333/2008, moest dit product volgens haar bijgevolg nog steeds worden goedgekeurd op grond van verordening nr. 853/2004. Bovendien heeft de Commissie in herinnering gebracht dat geen enkele goedkeuring voor Listex™ P100 was verleend op grond van artikel 3, lid 2, van laatstgenoemde verordening en dat het Unierecht de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge laat om dat product goed te keuren als „technische hulpstof”.
24
Op 27 april 2020 heeft Micreos Food Safety bij de staatssecretaris van Volksgezondheid (Griekenland) een vergunning voor het in de handel brengen in Griekenland van Listex™ P100 als „technische hulpstof” voor kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong aangevraagd. Dit verzoek is daarop doorgestuurd naar het ministerie van Landbouwontwikkeling en Voedselvoorziening (Griekenland) en vervolgens naar de bevoegde autoriteit op nationaal niveau, te weten EFET.
25
Bij besluit van 24 juni 2020 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van EFET dat verzoek afgewezen omdat in het Griekse recht geen nauwkeurig juridisch kader inzake technische hulpstoffen bestaat, alsmede omdat EFSA in haar wetenschappelijk advies van 7 juli 2016 voorbehoud had gemaakt bij de kwalificatie en de veiligheid van Listex™ P100.
26
Op 28 september 2020 heeft Micreos Food Safety bij de Symvoulio tis Epikrateias (hoogste bestuursrechter, Griekenland) – de verwijzende rechter – beroep ingesteld tot nietigverklaring van dat besluit van 24 juni 2020.
27
Ter ondersteuning van haar beroep voert Micreos Food Safety aan dat ten eerste artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 enkel betrekking heeft op de ontsmetting van levensmiddelen van dierlijke oorsprong die wordt verricht in slachthuizen, dat ten tweede Listex™ P100 eveneens is bestemd voor gebruik buiten slachthuizen in de laatste fasen van het productieproces, namelijk nadat de levensmiddelen een warmtebehandeling hebben ondergaan wanneer zij reeds zijn ontsmet en klaar zijn om te worden versneden en verpakt, en dat ten derde Listex™ P100 niet tot doel heeft een verontreiniging te verwijderen, maar om verontreiniging te voorkomen ingeval de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes de toegestane drempels zou overschrijden.
28
Bij beschikking van
18 december 2020, Micreos Food Safety/Commissie (T‑568/19, EU:T:2020:647
), heeft het Gerecht het beroep van Micreos Food Safety tot nietigverklaring van de twee brieven van 17 juni 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat zij ten eerste niet kunnen worden aangemerkt als „handelingen waartegen kan worden opgekomen” in de zin van artikel 263 VWEU, en ten tweede geen bindende rechtsgevolgen beogen teweeg te brengen, ook al bevatten zij juridische beoordelingen. Voorts heeft het Gerecht opnieuw bevestigd dat Micreos Food Safety om die reden nog niet verstoken was van rechterlijke bescherming, aangezien zij tegen de door de nationale autoriteiten vastgestelde handelingen beroepen kon instellen bij de nationale rechterlijke instanties, waardoor deze de mogelijkheid zouden hebben om het Hof overeenkomstig artikel 267 VWEU prejudiciële vragen te stellen.
29
In een document van 7 februari 2022 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van EFET de verwijzende rechter laten weten dat ten eerste Listex™ P100 moet worden aangemerkt als een stof waarvoor een goedkeuring als „ontsmettingsmiddel” in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 vereist is, aangezien dit product tot doel heeft de verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te beperken, dat ten tweede dat product zonder goedkeuring op het niveau van de Unie niet in de handel kan worden gebracht als „ontsmettingsmiddel” overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004, en dat ten derde datzelfde product binnen de werkingssfeer van verordening nr. 853/2004 blijft vallen, ook al zou het op grond van verordening nr. 1333/2008 als „technische hulpstof” worden aangemerkt. In het document van 7 februari 2022 worden tevens de redenen opgesomd waarom Listex™ P100 niet kan worden aangemerkt als „technische hulpstof” met een ander doel dan ontsmetting, met name omdat de nodige bewijzen ontbreken en er twijfels bestaan over de doeltreffendheid en de veiligheid van dit product.
30
De verwijzende rechter is van oordeel dat het beroep van Micreos Food Safety moet worden verworpen omdat ten eerste de door de Uniewetgever nagestreefde doelstellingen er volgens overweging 9 van verordening nr. 853/2004 in bestaan de betrokken consument een hoog niveau van bescherming op het gebied van de voedselveiligheid te waarborgen, en ten tweede artikel 3, lid 2, van deze verordening – zoals blijkt uit overweging 18 van die verordening – van toepassing is op de ontsmetting van producten van dierlijke oorsprong in alle soorten inrichtingen en dus ook buiten slachthuizen en ongeacht de fase van het productieproces. Voorts is het argument van Micreos Food Safety dat Listex™ P100 dient om verontreiniging te voorkomen, irrelevant omdat het voorkomen van verontreiniging ook een verwijdering van de verontreiniging op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 vormt.
31
Niettemin heeft de Symvoulio tis Epikrateias de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
-
Moet [verordening nr. 853/2004] aldus worden uitgelegd dat ook een product als Listex™ P100 van [Micreos Food Safety], dat de in het [wetenschappelijke] advies van [EFSA] van 7 juli 2016 beschreven kenmerken heeft en dat bovendien volgens [Micreos Food Safety] buiten slachthuizen wordt gebruikt in de laatste fasen van het productieproces en niet tot doel heeft de verontreiniging op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te verwijderen maar deze verontreiniging te voorkomen, binnen de werkingssfeer van artikel 3, lid 2, van deze verordening valt, en moet die verordening bijgevolg aldus worden uitgelegd dat het in de handel brengen ervan op de markt van de Unie vooraf door de Commissie moet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 11 bis van diezelfde verordening?
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:
-
Moet verordening nr. 1333/2008 aldus worden uitgelegd dat het bovengenoemde product van [Micreos Food Safety] een ‚levensmiddelenadditief’ of een ‚technische hulpstof’ is [in de zin van respectievelijk punt a) en punt b) van artikel 3, lid 2, van die verordening]?”
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste prejudiciële vraag
32
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de Commissie haar goedkeuring moet geven voor het gebruik van een product zoals Listex™ P100, dat tot doel heeft de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te voorkomen.
33
In dat verband zij eraan herinnerd dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 bepaalt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven geen andere stoffen dan drinkwater of, indien verordening nr. 852/2004 of verordening nr. 853/2004 het gebruik daarvan toestaat, schoon water mogen gebruiken om de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te reinigen, tenzij het gebruik van de stof in kwestie is goedgekeurd door de Commissie.
34
Wat in de eerste plaats de activiteiten en personen betreft die bedoeld zijn in artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004, dat deel uitmaakt van hoofdstuk II („Verplichtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven”) van die verordening, moet worden geconstateerd dat het artikel in kwestie op algemene wijze betrekking heeft op „exploitanten van levensmiddelenbedrijven”.
35
Op grond van artikel 2 van verordening nr. 853/2004 gelden de in verordening nr. 178/2002 en verordening nr. 852/2004 vermelde definities ook voor de toepassing van verordening nr. 853/2004. In artikel 3, punt 3, van verordening nr. 178/2002 wordt een „exploitant van een levensmiddelenbedrijf” omschreven als de „natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft”.
36
Bovendien blijkt uit overweging 18 van verordening nr. 853/2004 dat de structurele en hygiënevoorschriften van deze verordening van toepassing zijn op alle soorten inrichtingen, daaronder begrepen kleine bedrijven en mobiele slachthuizen. In artikel 2, lid 1, onder c), van verordening nr. 852/2004 wordt in dit verband gepreciseerd dat onder „inrichting”„elke eenheid van een levensmiddelenbedrijf” moet worden verstaan.
37
Hieruit volgt dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 niet aldus kan worden uitgelegd dat het uitsluitend geldt voor slachthuizen, aangezien de Uniewetgever het begrip „exploitanten van levensmiddelenbedrijven” ruim heeft gedefinieerd.
38
In de tweede plaats vindt deze uitlegging steun in de bewoordingen van de definitie van het begrip „producten van dierlijke oorsprong” in punt 8.1 van bijlage I bij verordening nr. 853/2004. Deze definitie heeft met name betrekking op producten die buiten slachthuizen aanwezig zijn, te weten „levensmiddelen van dierlijke oorsprong, inclusief honing en bloed”. Ook uit de bewoordingen van artikel 3, lid 2, van deze verordening kan dus niet worden afgeleid dat de werkingssfeer van deze bepaling beperkt is tot karkassen als producten die afkomstig zijn uit slachthuizen. Een dergelijke beperking zou bovendien ingaan tegen de in overweging 6 van die verordening genoemde doelstelling, die een verdere vereenvoudiging beoogt door in voorkomend geval dezelfde hygiënevoorschriften toe te passen op alle producten van dierlijke oorsprong.
39
Wat in de derde plaats de definitie van het begrip „reinigen” in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 betreft, zij eraan herinnerd dat deze bepaling de voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist voor het gebruik van elke andere stof dan water voor het reinigen – dat wil zeggen de verwijdering van de „verontreiniging” – op de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong.
40
De verwijzende rechter twijfelt aan de gegrondheid van de stelling van Micreos Food Safety dat Listex™ P100 niet bestemd is om een verontreiniging met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes te verwijderen, maar om een dergelijke verontreiniging te voorkomen en te beletten dat levensmiddelen tijdens de opslag ervan en totdat zij worden geconsumeerd, de microbiologische verontreinigingsdrempels overschrijden die zijn toegestaan bij verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB 2005, L 338, blz. 1).
41
In dit verband moet worden vastgesteld dat de term „verontreiniging” in artikel 2, lid 1, onder f), van verordening nr. 852/2004 wordt gedefinieerd als „de aanwezigheid of de introductie van een gevaar”. Het begrip „gevaar” wordt in artikel 3, punt 14, van verordening nr. 178/2002 gedefinieerd als een „biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”.
42
Hieruit volgt dat de Uniewetgever kennelijk een hoog niveau van voedselveiligheid heeft willen bevorderen door ook te kiezen voor een ruime definitie van het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 (zie in die zin arrest van
12 september 2019, A e.a.,
C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 40
).
43
Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes alomtegenwoordig is in de natuur en dat Listex™ P100 de aanwezigheid van deze bacterie vereist om een ontsmettend effect te kunnen hebben. Derhalve is het duidelijk dat de haalbare doelstelling waarop Micreos Food Safety zich beroept – te weten het voorkomen dat die bacterie hogere concentraties ontwikkelt die op grond van verordening nr. 2073/2005 toelaatbaar zijn, in casu een verwijdering van een verontreiniging („reinigen”) uitmaakt. Uit de in het vorige punt van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte ruime definitie van het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) kan immers niet worden afgeleid dat het potentieel schadelijke effect van de aanwezigheid van Listeria monocytogenes afhangt van het antwoord op de vraag of de krachtens verordening nr. 2073/2005 toegestane niveaus van deze bacterie al dan niet worden overschreden.
44
Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen stelt, strekt het begrip „reinigen” (verwijdering van de „verontreiniging”) in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 zich bovendien uit tot het wegnemen van het risico op introductie van een gevaar – in welk stadium ook van het proces van de productie, verwerking en verpakking van levensmiddelen van dierlijke oorsprong – dat verband houdt met de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes, omdat het tijdstip waarop een dergelijke verontreiniging moet worden verwijderd, niet wordt gedefinieerd en niet nader wordt omschreven in die bepaling.
45
Deze uitlegging vindt steun in de doelstelling die wordt nagestreefd met verordening nr. 853/2004, die er blijkens overweging 9 van deze verordening in bestaat de betrokken consument een hoog niveau van bescherming op het gebied van de voedselveiligheid te garanderen. Bovendien komt uit overweging 10 van die verordening duidelijk naar voren dat de Uniewetgever de gezondheid van de consument tot speerpunt maakt, aangezien in die overweging wordt vermeld dat „[e]r [...] uitvoerige hygiënevoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong [dienen] te worden gehandhaafd en [dat] deze [...] eventueel [moeten] worden aangescherpt, voor zover dat nodig is voor de bescherming van de consument” (zie in die zin arrest van
12 september 2019, A e.a.,
C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 43
).
46
Zowel de algemene opzet van verordening nr. 853/2004 als de nagestreefde doelstelling ervan vereist dus dat alle bronnen van verontreiniging in aanmerking worden genomen (arrest van
12 september 2019, A e.a.,
C‑347/17, EU:C:2019:720, punt 44
), aangezien een dergelijke uitlegging duidelijk maakt dat de Uniewetgever ervoor heeft gekozen om voorrang te geven aan de toepassing van specifieke hygiënevoorschriften ter voorkoming van oppervlaktebesmetting, boven het latere gebruik van ontsmettingsmiddelen.
47
Gelet op een en ander dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, van verordening nr. 853/2004 aldus moet worden uitgelegd dat de Commissie haar goedkeuring moet geven voor het gebruik van een product zoals Listex™ P100, dat tot doel heeft de aanwezigheid van de ziekteverwekkende bacterie Listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen van dierlijke oorsprong te voorkomen.
Tweede prejudiciële vraag
48
Gelet op het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, hoeft de tweede prejudiciële vraag, die is gesteld voor het geval dat het Hof de eerste vraag ontkennend zou beantwoorden, niet te worden beantwoord.
Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht: