Home

Zaak C-378/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2022 door British Airways plc tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 30 maart 2022 in zaak T-341/17, British Airways/Commissie

Zaak C-378/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2022 door British Airways plc tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 30 maart 2022 in zaak T-341/17, British Airways/Commissie

8.8.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/23


Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2022 door British Airways plc tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 30 maart 2022 in zaak T-341/17, British Airways/Commissie

(Zaak C-378/22 P)

(2022/C 303/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: British Airways plc (vertegenwoordigers: A. Lyle-Smythe en R. O'Donoghue, advocaten, T. Sebastian, Barrister)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest in zijn geheel vernietigen of, subsidiair, gedeeltelijk vernietigen, voor zover het vierde middel en het tweede deel van het zevende middel van rekwirante daarbij worden verworpen;

indien het bestreden arrest niet in zijn geheel wordt vernietigd, punt 4) van het dictum van het arrest vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op het vierde middel en het tweede deel van het zevende middel van rekwirante;

besluit C(2017) 1742 final van de Commissie van 17 maart 2017 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak AT.39258 — Luchtvracht) (hierna: “besluit”) in haar geheel of gedeeltelijk nietig verklaren, inzonderheid de eerste zin van overweging 1045 en overweging 1046 in haar geheel; en

rekwirante de kosten van de hogere voorziening vergoeden.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante beoogt het bestreden arrest in zijn geheel of gedeeltelijk te doen vernietigen. In het bestreden arrest werd uitspraak gedaan over rekwirantes vordering om het besluit in haar geheel of gedeeltelijk nietig te verklaren.

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante de volgende drie middelen aan.

Eerste middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn eigen motivering in de plaats te stellen van die van de Commissie en heeft geen gekwalificeerde gevolgen voor de mededinging in de EU/EER geïdentificeerd. Dit middel valt uiteen in twee onderdelen. Ten eerste was de oppervlakkige motivering van de Commissie zonder meer ontoereikend en heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste opvatting door zijn eigen gedetailleerde motivering op ongeoorloofde wijze in de plaats van die motivering te stellen. Ten tweede is de vervangen motivering van de Commissie hoe dan ook ontoereikend, aangezien daarin geen relevante en voldoende gevolgen voor de mededinging in de EU/EER worden geïdentificeerd.

Tweede middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij haar vaststellingen inzake de prijsgevolgen voor stroomafwaarts gesitueerde markten in de EU/EER. Het Gerecht heeft de aan hem overgelegde bewijzen onjuist opgevat, de bewijslast om te bewijzen dat er geen sprake was van essentiële feitelijke beweringen ten onrechte bij rekwirante gelegd en zijn bevoegdheid overschreden door zijn eigen motivering in de plaats te stellen van een geheel andere motivering van de Commissie.

Derde middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en het voornoemde besluit onjuist uitgelegd door zich te baseren op bepaalde aspecten van één enkele voortdurende inbreuk met gevolgen in de EU/EER om zich bevoegd te verklaren inzake gedrag dat duidelijk buitenlands was, waarvan niet was bewezen dat het gekwalificeerde gevolgen had op het grondgebied van de EU/EER.