Home

Zaak T-314/22: Beroep ingesteld op 25 mei 2022 — Polen/Commissie

Zaak T-314/22: Beroep ingesteld op 25 mei 2022 — Polen/Commissie

18.7.2022

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 276/19


Beroep ingesteld op 25 mei 2022 — Polen/Commissie

(Zaak T-314/22)

(2022/C 276/27)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie dat vervat is in de brief van 16 mei 2022 over de verrekening van vorderingen uit hoofde van de dwangsommen die zijn opgelegd bij de beschikking van de vicepresident van het Hof van 20 september 2021 (Tsjechië/Polen, C-121/21 R, EU:C:2021:752) voor de periode van 18 januari 2022 tot 3 februari 2022;

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: onbevoegdheid van de Commissie en schending van de artikelen 101 en 102, gelezen in samenhang met artikel 98 van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (1) van het Europees Parlement en de Raad door de toepassing van de procedure voor inning van schuldvorderingen door middel van verrekening, hoewel deze schuldvorderingen niet meer bestaan. De verzoekende partij is van mening dat de Commissie geen rechtsgronden had om de bestreden besluiten vast te stellen in een situatie waarin de gevolgen van de beschikking van 20 september 2021 met terugkerende kracht teniet zijn gegaan als gevolg van de schikking van de Poolse en de Tsjechische regering, het afzien door beide partijen van alle vorderingen en het doorhalen van zaak C-121/21 (2) in het register van het Hof.

2.

Tweede middel: schending van artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, onder c), en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU door een ontoereikende motivering van de bestreden besluiten. De verzoekende partij is van mening dat de Commissie, door de bestreden besluiten vast te stellen, niet de door het Verdrag en de rechtspraak van het Hof vereiste motivering heeft verstrekt over de rechtsgronden van de door middel van deze besluiten gevoerde procedure voor de invordering van schuldvorderingen.


(1) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1).

(2) Beschikking van 4 februari 2022, Tsjechië/Polen (Mijn in Turów), C-121/21, niet gepubliceerd, EU:C:2022:82.