Zaak T-623/22: Beroep ingesteld op 7 oktober 2022 — SD / EMA
Zaak T-623/22: Beroep ingesteld op 7 oktober 2022 — SD / EMA
23.1.2023 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 24/42 |
Beroep ingesteld op 7 oktober 2022 — SD / EMA
(Zaak T-623/22)
(2023/C 24/58)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: SD (vertegenwoordiger: A. Steindl, advocaat)
Verwerende partij: Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)
Conclusies
— | het besluit van het EMA van 21 juli 2022 (EMA/254928/2022) waarbij verzoekers beroep van 4 mei 2022 tegen het besluit van het EMA van 8 april 2022 (EMA/191392/2022) is verworpen, nietig verklaren; |
— | indien verzoeker in het gelijk wordt gesteld, het EMA verwijzen in de kosten die verzoeker reeds zijn opgekomen en nog zullen opkomen, en indien verzoeker in het ongelijk wordt gesteld, om billijkheidsredenen krachtens artikel 135, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht beslissen dat het EMA zijn eigen kosten moet dragen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Het beroep is gericht tegen het besluit van het EMA van 21 juli 2022 (EMA/254928/2022) waarbij verzoeker volledige inzage van drie documenten werd geweigerd. Deze documenten hadden betrekking op “specific obligation no. 1(a)” [“specifieke verplichting nr. 1(a)”; hierna: “SO1a”], die behoort tot de specifieke verplichtingen van Comirnaty die bij uitvoeringsbesluit C(2020) 9598 final van de Commissie van 21 december 2020 (1) zijn vastgesteld.
Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.
Eerste middel: het bestreden besluit is volledig of ten minste gedeeltelijk in strijd met artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001 (2) betreffende de bescherming van commerciële belangen
De weglatingen zijn in strijd met de andere, parallel van toepassing zijnde wettelijke bepalingen van het EMA die hadden moeten worden opgenomen in het uitleggingscriterium en waaraan het bestreden besluit is voorbijgegaan. Voorts gaat het besluit uit van de rechtens onjuiste premisse dat er sprake is van een bedrijfsgeheim en bestaan er geen verifieerbare bewijzen dat BionTech mogelijkerwijs schade zou worden berokkend door de documenten betreffende SO1a bekend te maken, die als beslissend toelatingscriterium dienen te worden bekendgemaakt. Het EMA is op grond van zijn wettelijke opdracht verplicht om verzoeker volledige inzage van de litigieuze gegevens te verlenen zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting.
Tweede middel: het bestreden besluit is geheel of ten minste gedeeltelijk in strijd met artikel 4, lid 2, laatste volzin, van verordening (EG) nr. 1049/2001 betreffende het bestaan van een hoger belang dat openbaarmaking gebiedt
Het besluit is rechtens onjuist omdat er volgens het EMA geen sprake is van een openbaar belang bij SO1a, hoewel verzoeker in zijn beroep de band tussen de juridische aard van SO1a en de toegang tot documenten op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001 voldoende heeft aangetoond.
(1) Uitvoeringsbesluit C(2020) 9598 final van de Commissie van 21 december 2020 tot verlening, op grond van verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad, van een voorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel voor menselijk gebruik “Comirnaty — COVID-19-mRNA-vaccin (nucleosidegemodificeerd)”.
(2) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).