Home

Zaak T-799/22: Beroep ingesteld op 22 december 2022 — Thunus e.a. / EIB

Zaak T-799/22: Beroep ingesteld op 22 december 2022 — Thunus e.a. / EIB

27.2.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 71/36


Beroep ingesteld op 22 december 2022 — Thunus e.a. / EIB

(Zaak T-799/22)

(2023/C 71/48)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Vincent Thunus (Contern, Luxemburg) en acht andere verzoekende partijen (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank

Conclusies

het onderhavige beroep, met inbegrip van de daarin opgenomen exceptie van onwettigheid, ontvankelijk en gegrond verklaren;

dientengevolge:

het besluit vervat in verzoekers’ salarisafrekeningen over februari 2022 (voor negen verzoekers) of april 2022 (voor één verzoeker) — waaruit voor het eerst blijkt dat uitvoering is gegeven aan het besluit van de raad van bestuur van 15 december 2021 tot vaststelling van de salarisverhoging voor 2022 en het besluit van het directiecomité van 25 januari 2022 om de middelen uit de salarisbegroting vanaf 1 januari 2022 aan te wenden — nietig verklaren, en derhalve ook de in de latere salarisafrekeningen vervatte soortgelijke besluiten nietig verklaren;

verweerster derhalve veroordelen

tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade, bestaande uit (i) het salarissaldo dat wordt verkregen door de jaarlijkse aanpassing voor 2022 voor personeelsleden die vallen onder SR I [Annex I to the Staff Regulation; bijlage I bij het Statuut (hierna: “SR I”)], dat wil zeggen een verhoging van 4,5 %, toe te passen over de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022; (ii) het salarissaldo dat wordt verkregen door de jaarlijkse aanpassing van 0,9 % voor personeelsleden die vallen onder SR I voor 2022 toe te passen op het bedrag van de salarissen die vanaf januari 2022 zullen worden betaald, en (iii) vertragingsrente over de verschuldigde salarissaldo’s tot aan de volledige betaling ervan, waarbij de toe te passen vertragingsrente moet worden berekend op basis van de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor de betrokken periode voor basisherfinancieringstransacties heeft vastgesteld, vermeerderd met drie punten;

verweerster verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoekers respectievelijk één middel en drie middelen aan betreffende het besluit van de raad van bestuur van 18 juli 2017 enerzijds en betreffende de besluiten van de raad van bestuur van 15 december 2021 en het directiecomité van 25 januari 2022 anderzijds.

Wat het besluit van de raad van bestuur van 18 juli 2017 betreft:

Schending van artikel 20 van en bijlage I bij SR I, alsmede schending van het gewettigd vertrouwen en van verworven rechten

Wat de besluiten van de raad van bestuur van 15 december 2021 en het directiecomité van 25 januari 2022 betreft:

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 20 van en bijlage I bij SR I

Tweede middel, ontleend aan schending van de procedurele waarborgen van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Derde middel, ontleend aan schending van het recht op raadpleging en onderhandeling van het College.

Wat hun verzoek om schadevergoeding betreft, vorderen verzoekers betaling van het verschil in bezoldiging sinds 1 januari 2022 (daaronder begrepen het gevolg van deze verhoging voor de financiële voordelen), vermeerderd met vertragingsrente.