Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 23 januari 2025
Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 23 januari 2025
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 23 januari 2025
Uitspraak
Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 23 januari 2025 –
Commissie / Estland (Directive ECN +)
(Zaak C‑577/23)
"„Niet-nakoming - Artikel 258 VWEU - Waarborgen voor de onafhankelijkheid en de middelen van de nationale mededingingsautoriteiten met het oog op de uitvoering van de artikelen 101 en 102 VWEU - Richtlijn (EU) 2019/1 - Geen omzetting in nationaal recht of mededeling van omzettingsmaatregelen - Artikel 260, lid 3, VWEU - Geldelijke sancties - Verzoek tot veroordeling tot betaling van een forfaitaire som en een dwangsom per dag”"
1. Beroep wegens niet-nakomingOnderzoek van de gegrondheid door het HofSituatie die in aanmerking moet worden genomenSituatie bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn
(Art. 258 VWEU; richtlijn 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad)
(zie punten 25‑28)
2. Beroep wegens niet-nakomingArrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteldNiet-nakoming van de verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een richtlijnFinanciële sanctiesBeoordelingsbevoegdheid van het HofCriteria
(Art. 260, lid 3, VWEU)
(zie punten 54‑61)
3. Beroep wegens niet-nakomingArrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteldNiet-nakoming van de verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een richtlijnFinanciële sanctiesForfaitaire somVaststelling van het bedragCriteriaErnst van de inbreukDuur van de inbreukDraagkracht
(Art. 260, lid 3, VWEU; richtlijn 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad)
(zie punten 62‑76, 78‑87)
4. LidstatenVerplichtingenNiet-nakomingRechtvaardiging op basis van de interne ordeOntoelaatbaarheid
(Art. 258 VWEU)
(zie punt 77)
5. Beroep wegens niet-nakomingArrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteldNiet-nakoming van de verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een richtlijnFinanciële sanctiesDwangsomNiet-nakoming die heeft voortgeduurd tot aan het onderzoek van de feiten door het HofVeroordeling tot betalingVoorwaardeVoortduren van de niet-nakoming tot aan de uitspraak van het arrest
(Art. 260, lid 3, VWEU)
(zie punten 88‑90)
6. Beroep wegens niet-nakomingArrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteldNiet-nakoming van de verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een richtlijnFinanciële sanctiesDwangsomVaststelling van het bedragCriteria
(Art. 260, lid 3, VWEU)
(zie punten 91‑93)
Dictum
1) De Republiek Estland is, door bij het verstrijken van de termijn die is gesteld in het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie van 29 september 2022 niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen te hebben vastgesteld die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt, en door deze bepalingen dus niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 34 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) De Republiek Estland heeft in haar niet-nakoming volhard doordat zij op de datum waarop het Hof de feiten heeft onderzocht niet de nodige maatregelen had getroffen om de bepalingen van richtlijn 2019/1 om te zetten in haar nationale recht, en bijgevolg deze maatregelen evenmin aan de Commissie had meegedeeld.
3) De Republiek Estland wordt veroordeeld om de Europese Commissie
-
een forfaitaire som van 400 000 EUR te betalen;
-
ingeval de in punt 1 van het dictum vastgestelde niet-nakoming voortduurt op de datum van uitspraak van het onderhavige arrest, een dwangsom van 3 000 EUR per dag vanaf die datum totdat die lidstaat een einde maakt aan deze niet-nakoming.
4) De Republiek Estland verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.