Zaak C-5/23 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2023 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 26 oktober 2022 in zaak T-298/20, KD / EUIPO
Zaak C-5/23 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2023 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 26 oktober 2022 in zaak T-298/20, KD / EUIPO
19.6.2023 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 216/23 |
Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2023 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 26 oktober 2022 in zaak T-298/20, KD / EUIPO
(Zaak C-5/23 P)
(2023/C 216/31)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirant: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Predonzani, K. Tóth, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: KD
Conclusies
Rekwirant verzoekt het Hof:
— | het bestreden arrest (1) te vernietigen; |
— | het beroep tot nietigverklaring niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren of, indien het Hof van Justitie van meent de zaak niet zelf te kunnen afdoen, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht, en |
— | verzoekster in eerste aanleg te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en de procedure bij het Gerecht |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van zijn hogere voorziening voert het EUIPO vier middelen aan.
Met zijn eerste middel, dat is gericht tegen de punten 23 tot en met 31 van het bestreden arrest, stelt het EUIPO dat er sprake is van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 43 van het ambtenarenstatuut, gelezen in samenhang met artikel 110 van het ambtenarenstatuut.
Met zijn tweede middel, dat is gericht tegen de punten 67, 72 tot en met 76, 79 en 80 van het bestreden arrest, voert het EUIPO aan dat er sprake is van onjuiste rechtsopvattingen ten aanzien van de juridische aard van de “Praktische aantekeningen voor beoordelaars”, alsook bij de vaststelling dat de motiveringsplicht is geschonden en bij de daaruit afgeleide gevolgen.
Met zijn derde middel, dat is gericht tegen de punten 93 en 96 tot en met 103 van het bestreden arrest, beweert het EUIPO dat de feiten onjuist zijn opgevat en het bewijs op onrechtmatige wijze is beoordeeld.
Met zijn vierde middel, dat is gericht tegen de punten 121 tot en met 129 van het bestreden arrest, stelt het EUIPO dat het Gerecht het recht verkeerd heeft opgevat bij zijn uitlegging van de zorgplicht en dat het zijn motiveringsplicht niet is nagekomen.
(1) Arrest van het Gerecht van 26 oktober 2022, KD/EUIPO (T-298/20, EU:T:2022:671; hierna: “bestreden arrest”).