Home

Zaak C-131/2023, Unitatea Administrativ Teritorială Judeţul Braşov: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Braşov (Roemenië) op 3 maart 2023 — Strafzaak tegen C.A.A., C.V.

Zaak C-131/2023, Unitatea Administrativ Teritorială Judeţul Braşov: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Braşov (Roemenië) op 3 maart 2023 — Strafzaak tegen C.A.A., C.V.

12.6.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/27


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Braşov (Roemenië) op 3 maart 2023 — Strafzaak tegen C.A.A., C.V.

(Zaak C-131/23, Unitatea Administrativ Teritorială Judeţul Braşov)

(2023/C 205/30)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Braşov

Partijen in het hoofdgeding

Appellanten: C.A.A., C.V.

Geappelleerde: Unitatea Administrativ Teritorială Județul Brașov

Deelnemer aan de procedure: Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casație și Justiție — Direcția Națională Anticorupție — Serviciul Teritorial Brașov

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, artikel 325, lid 1, VWEU, artikel 2, lid 1, PIF-Overeenkomst (1) en beschikking 2006/928/EG (2) van de Commissie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van een arrest van de Curte Constituțională (grondwettelijk hof), waarin met terugwerkende kracht wordt vastgesteld dat er geen gevallen van stuiting van de verjaringstermijn zijn, terwijl er al een vaste en wijdverbreide rechtspraak van de nationale rechterlijke instanties bestaat, met inbegrip van de Înaltă Curțe de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie), en de toepassing van dat arrest leidt tot een stelselmatig risico van straffeloosheid omdat een aanzienlijk aantal bij onherroepelijke beslissing berechte strafzaken moet worden heropend, en bij wege van een buitengewoon rechtsmiddel beslissingen tot beëindiging van strafzaken zullen worden gewezen als gevolg van de vaststelling dat de verjaring is ingetreden?

2)

Staat het beginsel van voorrang van het Unierecht, gelet op beschikking 2006/928/EG van de Commissie en artikel 49, lid 1, derde zin (beginsel van retroactieve toepassing van de mildere strafwet), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eraan in de weg dat de verjaring van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in de fase van de tenuitvoerlegging van de straf opnieuw wordt beoordeeld in het kader van een buitengewoon rechtsmiddel, wanneer dat rechtsmiddel wordt ingesteld ten gevolge van een arrest van het grondwettelijk hof dat is uitgesproken nadat de veroordeling onherroepelijk is geworden, en dat de algemene en vaste rechtspraak van de nationale rechterlijke instanties volledig wijzigt, en aldus afbreuk doet aan de afschrikkende en doeltreffende werking van de straf alsook aan de zekerheid en de stabiliteit van de rechtsbetrekkingen?

3)

Staat het beginsel van voorrang van het Unierecht, gelet op artikel 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de toepassing toe van nationale beschermingsnormen zoals die in het hoofdgeding, die door het nationale recht van de lidstaat worden gewaarborgd en die voortvloeien uit de gevolgen die aan de arresten van het grondwettelijk hof worden toegekend, wanneer daardoor afbreuk wordt gedaan aan de effectieve toepassing van het Unierecht op het grondgebied van de lidstaat?


(1) Overeenkomst, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB 1995, C 316, blz. 49).

(2) Beschikking van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Roemenië ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie (PB 2006, L 354, blz. 56).