Beschikking van de president van het Hof van 6 november 2023
Beschikking van de president van het Hof van 6 november 2023
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 6 november 2023
Uitspraak
Beschikking van de president van het hof
6 november 2023(*)
[Zoals gerectificeerd bij beschikking van 4 december 2023]
"„Hogere voorziening - Interventie - Artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie - Verzoek van leden van het Europees Parlement - Afwijzing”"
In zaak C‑249/23 P,
betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 18 april 2023,
ClientEarth AISBL, gevestigd te Brussel (België), aanvankelijk vertegenwoordigd door O. W. Brouwer en T. C. van Helfteren, vervolgens door O. W. Brouwer, T. C. van Helfteren en M. C. Lawton, advocaten,
rekwirante, andere partij in de procedure:Europese Commissie, vertegenwoordigd door C. Ehrbar, G. Gattinara en A. Spina als gemachtigden,
verweerster in eerste aanleg,
DE PRESIDENT VAN HET HOF,
gelet op het voorstel van J.‑C. Bonichot, rechter-rapporteur,
advocaat-generaal M. Szpunar gehoord,
de navolgende
Beschikking
1 Met haar hogere voorziening verzoekt ClientEarth AISBL om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 1 februari 2023, ClientEarth/Commissie (T‑354/21, EU:T:2023:34 ), waarbij is verworpen haar beroep tot nietigverklaring van besluit C(2021) 4348 final van de Commissie van 7 april 2021 houdende weigering van de toegang tot bepaalde documenten waartoe toegang was gevraagd op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43), alsmede op grond van verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2006, L 264, blz. 13).
2 Bij akte, neergelegd ter griffie van het Hof op 11 augustus 2023, hebben Grace O’Sullivan en Caroline Roose, leden van het Europees Parlement, verzocht om toelating tot interventie aan de zijde van ClientEarth (hierna: „verzoeksters tot interventie”).
3 Nadat de griffier van het Hof het verzoek om toelating tot interventie overeenkomstig artikel 131, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – aan partijen had betekend, hebben ClientEarth en de Europese Commissie binnen de gestelde termijn hun schriftelijke opmerkingen over dat verzoek ingediend. Alleen de Commissie heeft geconcludeerd tot afwijzing van hun verzoek.
Verzoek om toelating tot interventie
Opmerkingen vooraf
4 Artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaalt dat iedere natuurlijke persoon die aannemelijk kan maken belang te hebben bij de beslissing van een voor het Hof aanhangig rechtsgeding, dat geen rechtsgeding is tussen lidstaten, tussen instellingen van de Europese Unie of tussen die lidstaten enerzijds en die instellingen anderzijds, het recht heeft zich in dat rechtsgeding te voegen.
5 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het begrip „belang bij de beslissing van het rechtsgeding” in de zin van die bepaling worden gedefinieerd in het licht van het voorwerp van het geding zelf, en moet daaronder een rechtstreeks en daadwerkelijk belang bij de beslissing over de conclusies zelf, en niet een belang ten aanzien van de aangevoerde middelen of argumenten worden verstaan. De woorden „beslissing van het rechtsgeding” verwijzen namelijk naar de gevraagde eindbeslissing, zoals die zou worden neergelegd in het dictum van het te wijzen arrest (zie onder meer beschikking van de president van het Hof van 27 februari 2015, Mory e.a./Commissie, C‑33/14 P, EU:C:2015:135, punt 7 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
6 Bovendien moet het belang van toelating tot interventie voldoende gekwalificeerd zijn. Het belang wordt voldoende geacht voor zover de beslissing van het geding de rechtspositie van de verzoeker om toelating tot interventie kan wijzigen (zie onder meer beschikking van de president van het Hof van 31 mei 2022, Naturgy Energy Group/Commissie, C‑698/21 P, EU:C:2022:417, punt 7 ).
7 Ten slotte kunnen leden van het Parlement geen voldoende gekwalificeerd belang hebben wanneer het aangevoerde belang uitsluitend gebaseerd is op hun hoedanigheid van leden van deze instelling (zie in die zin beschikking van 3 juli 1986, Frankrijk/Parlement, 358/85, EU:C:1986:286, punt 10 ).
Argumenten
8 Tot staving van hun verzoek voeren verzoeksters tot interventie met name aan dat zij als leden van het Parlement en leden van de Commissie visserij van het Parlement een aanzienlijk aantal burgers vertegenwoordigen dat actief is in of afhankelijk is van de visserij-industrie, zoals een vereniging zou doen.
9 Ook beroepen zij zich op hun specifieke verantwoordelijkheden en hun werkzaamheden binnen het Parlement op het gebied van milieubescherming en visserij, en met name op het feit dat zij hebben deelgenomen aan de herziening van verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB 2009, L 343, blz. 1).
10 Zij betogen dat zij bij hun werkzaamheden afhankelijk zijn van informatie die wordt verstrekt door milieubeschermingsorganisaties, zodat het arrest van het Gerecht van 1 februari 2023, ClientEarth/Commissie (T‑354/21, EU:T:2023:34 ), dat voorwerp is van de hogere voorziening in het kader waarvan verzoeksters tot interventie hun verzoek hebben ingediend, voor zover het een strikte uitlegging geeft van de voorwaarden voor toegang tot de betrokken documenten van milieubeschermingsorganisaties, rechtstreekse gevolgen zal hebben voor hun activiteiten. Bovendien bevatten de documenten van de Commissie waartoe ClientEarth toegang wenst te krijgen, gedetailleerde informatie over de toepassing en de uitvoering van verordening nr. 1224/2009 in twee lidstaten, die voor hen nuttig is bij de latere herziening ervan.
11 Ze voegen eraan toe dat de visserij-industrie beter dan de andere spelers op de hoogte was van de problemen die bij de herziening van deze verordening zijn gerezen.
12 [Zoals gerectificeerd bij beschikking van 4 december 2023] Ten slotte stellen zij dat, aangezien hun belang niet samenvalt met dat van het Parlement en deze instelling zelfs geen partij is bij het onderhavige geding, hun situatie moet worden onderscheiden van die welke aan de orde was in de beschikking van 3 juli 1986, Frankrijk/Parlement (358/85, EU:C:1986:286 ), waarbij een verzoek om interventie van leden van het Parlement is afgewezen.
Beoordeling
13 Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de uitkomst van de hogere voorziening, met betrekking tot de rechtmatigheid van de weigering van de Commissie van het verzoek van ClientEarth om toegang tot documenten, de rechtspositie van verzoeksters tot interventie niet blijkt te kunnen wijzigen.
14 Meer bepaald, en zoals de Commissie betoogt, blijkt het belang van verzoeksters tot interventie bij het ontvangen van informatie van rekwirante in hogere voorziening, die deze laatste in casu zou kunnen verkrijgen door toegang tot de litigieuze documenten, slechts een indirect belang te vormen dat bovendien niet als daadwerkelijk kan worden aangemerkt, aangezien deze verzoeksters in wezen aanvoeren dat die informatie pas bij de toekomstige wijziging van verordening nr. 1224/2009 zal worden gebruikt.
15 Voorts en vooral, voor zover verzoeksters tot interventie zich beroepen op zowel hun hoedanigheid van politieke vertegenwoordigers als hun bijzondere verantwoordelijkheden op het gebied van milieubescherming binnen het Parlement, alsook op hun werkzaamheden op het gebied van de visserij, blijkt dat hun vermeende belang bij de beslissing van het geding volledig samenvalt met dat van het Parlement zelf. De verschillen tussen de omstandigheden van de onderhavige zaak en die van de zaak die aanleiding heeft gegeven tot de beschikking van 3 juli 1986, Frankrijk/Parlement (358/85, EU:C:1986:286 ), waarnaar verzoeksters tot interventie hebben verwezen, doen niet aan deze vaststelling af.
16 Het Parlement heeft evenwel niet verzocht om toelating tot interventie in het geding, hoewel het daartoe het recht heeft op grond van artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof, dat bepaalt dat de lidstaten en de instellingen van de Unie zich kunnen voegen in een voor het Hof aanhangig rechtsgeding.
17 Daaruit volgt dat verzoeksters tot interventie niet hebben aangetoond dat zij belang hebben bij de beslissing van het rechtsgeding in de zin van artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
18 Bijgevolg moet hun verzoek om toelating tot interventie worden afgewezen.
Kosten
19 Ingevolge artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 184, lid 1, van dat Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen voor zover dit is gevorderd. Aangezien het verzoek om toelating tot interventie van O’Sullivan en Roose is afgewezen en de Commissie hun verwijzing in de kosten heeft gevorderd, dient te worden beslist dat zij hun eigen kosten dragen en die van de Commissie die verband houden met dit verzoek. ClientEarth AISBL draagt haar eigen kosten.
-
Het verzoek om toelating tot interventie van Grace O’Sullivan en Caroline Roose wordt afgewezen.
-
Grace O’Sullivan en Caroline Roose dragen hun eigen kosten alsmede die van de Europese Commissie.
-
ClientEarth AISBL draagt haar eigen kosten.
ondertekeningen