Home

Zaak T-14/23: Beroep ingesteld op 17 januari 2023 — UI / Commissie

Zaak T-14/23: Beroep ingesteld op 17 januari 2023 — UI / Commissie

11.4.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 127/42


Beroep ingesteld op 17 januari 2023 — UI / Commissie

(Zaak T-14/23)

(2023/C 127/54)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: UI (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht om:

nietigverklaring van het besluit van de jury van 2 mei 2022 (hierna: ,,eerste litigieus besluit’’) houdende afwijzing van verzoekers verzoek tot herziening van het besluit van de jury om verzoeker uit te sluiten van deelname aan de volgende fase van het algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST-SC/10/20 — Secretaries (SC 1/SC 2) (hierna: ,,algemeen vergelijkend onderzoek’’); het besluit van het TABG van 7 oktober 2022 tot impliciete afwijzing van de klacht ingediend door verzoeker op 7 juni 2022 overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “tweede litigieus besluit”), en het besluit van het TABG met referentie ARES (2022)s. 8274712 van 27 oktober 2022 tot expliciete afwijzing van de bovenvermelde klacht (hierna: “derde litigieus besluit”);

verwijzing van verweerster in zowel haar eigen kosten, als in de door verzoeker in het licht van deze procedure gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: met betrekking tot het eerste en het tweede litigieuze besluit, schending van de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST-SC/10/20 — Secretaries (SC 1/SC 2) (hierna: “aankondiging van het vergelijkend onderzoek”) aangezien de jury nieuwe beoordelingscriteria heeft gedefinieerd en toegepast, die niet waren opgenomen in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.

2.

Tweede middel: met betrekking tot het eerste en het tweede litigieuze besluit, kennelijke beoordelingsfout van de jury bij de toepassing van de bepalingen in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek. Verzoeker stelt dat de door de jury vastgestelde beoordelingscriteria buiten beschouwing moeten worden gelaten aangezien zij in strijd zijn met de aankondiging van het vergelijkend onderzoek. De enige rechtmatige en toepasselijke regel betreffende de ontvankelijkheid van de kandidaten in het huidige vergelijkend onderzoek, is die welke is beschreven in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek. De jury maakte een kennelijke fout bij de toepassing van deze regel.

3.

Derde middel: met betrekking tot het eerste en het tweede litigieuze besluit, schending van de motiveringsplicht. Verzoeker stelt dat de jury haar besluit van 7 maart 2022, waarbij zij tot de slotsom kwam dat verzoeker uitgesloten was van deelname aan de volgende fase van het vergelijkend onderzoek omdat hij niet de vereiste 7 jaar werkervaring had die rechtstreeks verband houdt met de aard van de uit te oefenen functie, uitsluitend op basis van de nieuwe beoordelingscriteria en het besluit slechts een samengevatte motivering bevatte onder de vorm van een hyperlink. Bovendien bevestigt de jury, in haar antwoord van 2 mei 2022 op het verzoek tot heroverweging, haar besluit door louter de motivering van het oorspronkelijke besluit van 7 maart 2022 te herhalen. Er is geen precieze uitleg gegeven die verzoeker in staat stelt de redenen voor het besluit van de jury te begrijpen.

4.

Vierde middel: subsidiair en met betrekking tot het derde litigieuze besluit, schending van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, meer bepaald van de regel betreffende de ontvankelijkheid van kandidaten. Verzoeker stelt dat het derde litigieuze besluit voorts onrechtmatig is aangezien het de toepassing van beoordelingscriteria die de aankondiging van het vergelijkend onderzoek schenden, bevestigt.

5.

Vijfde middel: subsidiair en met betrekking tot het derde litigieuze besluit, kennelijke fout aangaande de toepassing van de nieuwe, door de jury vastgestelde, beoordelingscriteria. Verzoeker stelt dat, zelfs als zou worden aanvaard dat de jury nieuwe beoordelingscriteria correct heeft vastgesteld, quod non, er nog steeds rekening moet worden gehouden met het feit dat de jury een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij de toepassing ervan.