Home

Zaak T-38/23: Beroep ingesteld op 1 mei 2023 — IB/EUIPO

Zaak T-38/23: Beroep ingesteld op 1 mei 2023 — IB/EUIPO

26.6.2023

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/30


Beroep ingesteld op 1 mei 2023 — IB/EUIPO

(Zaak T-38/23)

(2023/C 223/42)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: IB (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van 11 april 2022 van de directeur van de afdeling human resources van het EUIPO tot de tenuitvoerlegging van het arrest T-22/20 van 13 oktober 2021 overeenkomstig artikel 266 VWEU en waarbij de hervatting van de invaliditeitsprocedure met betrekking tot verzoeker werd geweigerd, nietig te verklaren;

voor zover het aanvullende informatie bevat, het besluit van 2 november 2022 houdende afwijzing van de op 8 juli 2022 op grond van artikel 90, lid 2, van het Statuut ingediende klacht, nietig te verklaren;

ambtshalve een derde arts aan te wijzen;

verweerder op zijn minst op te dragen:

de invaliditeitsprocedure te hervatten op het moment dat de invaliditeitscommissie wordt aangewezen;

in de tussentijd en in afwachting van een definitieve beslissing met betrekking tot de invaliditeit van verzoeker, hem overeenkomstig artikel 9, lid 4, van bijlage IX bij het Statuut een minimumbedrag te betalen dat wordt vermeerderd met de gezinstoelagen en de rente die wordt gebaseerd op de door de ECB vastgestelde rentevoet, plus twee punten;

verzoeker met terugwerkende kracht aan te sluiten bij het GSZV.

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 266 VWEU doordat de administratie het arrest van 13 oktober 2021 niet naar behoren heeft uitgevoerd, schending van het verbod van dubbele bestraffing in de zin van bijlage IX bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en een onjuiste rechtsopvatting.

2.

Tweede middel: niet-nakoming van de zorgplicht, schending van het recht op menselijke waardigheid, onvoldoende motivering om het belang van de bevoorrechte dienst te begrijpen, niet-nakoming van de verplichting van de administratie om rekening te houden met het welzijn van haar ambtenaren en voormalige ambtenaren.

3.

Derde middel: kennelijke boordelingsfouten bij het onderzoek van de procedure, kennelijke beoordelingsfouten bij de beoordeling van de rol van het tot aanstelling bevoegd gezag, de invaliditeitscommissie en de onderlinge bevoegdheidsverdeling, tegenstrijdigheden in de motivering en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur.