Zaak T-283/23: Beroep ingesteld op 23 mei 2023 — Aven / Raad
Zaak T-283/23: Beroep ingesteld op 23 mei 2023 — Aven / Raad
3.7.2023 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 235/75 |
Beroep ingesteld op 23 mei 2023 — Aven / Raad
(Zaak T-283/23)
(2023/C 235/89)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Petr Aven (Klauģulejas, Letland) (vertegenwoordigers: T. Marembert en A. Bass, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— | besluit (GBVB) 2023/572 (1) van de Raad van 13 maart 2023 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen nietig te verklaren, voor zover het verzoeker betreft; |
— | uitvoeringsverordening (EU) 2023/571 (2) van de Raad van 13 maart 2023 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen nietig te verklaren, voor zover het verzoeker betreft; |
— | de Raad te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker zes middelen aan.
1. | Eerste middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften en de verplichting tot periodieke evaluatie. |
2. | Tweede middel: onjuiste beoordeling. Verzoeker betoogt dat geen van de onderbouwende stellingen van de Raad is aangetoond en dat niet is voldaan aan het criterium betreffende het actief steunen van acties of beleidsmaatregelen die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, dat wil zeggen het in artikel 2, lid 1, onder a), van het besluit 2014/145/GBVB genoemde criterium. |
3. | Derde middel: onjuiste beoordeling. Verzoeker betoogt dat dat geen van de onderbouwende stellingen van de Raad is aangetoond en dat niet is voldaan aan het criterium betreffende het actief materieel of financieel steun verlenen aan of profijt trekken van Russische besluitvormers die verantwoordelijk zijn voor de annexatie van de Krim of de destabilisatie van Oekraïne, dat wil zeggen het in artikel 2, lid 1, onder d), van het besluit 2014/145/GBVB genoemde criterium. |
4. | Vierde middel: exceptie van onwettigheid met betrekking tot het in artikel 2, lid 1, onder g), van het besluit 2014/145/GBVB genoemde criterium. Verzoeker is van mening dat het aangevoerde criterium geen rechtsgrondslag heeft. |
5. | Vijfde middel: exceptie van onwettigheid met betrekking tot het in artikel 2, lid 1, onder g), van het besluit 2014/145/GBVB genoemde criterium. Verzoeker voert in dit verband aan dat dit criterium het evenredigheidsbeginsel schendt. |
6. | Zesde middel: onjuiste beoordeling, op grond dat de Raad niet aantoont dat verzoeker een vooraanstaand zakenman is, noch dat de banksector een aanzienlijke bron van inkomsten vormt voor de regering van de Russische Federatie. Ten slotte betoogt verzoeker dat hij reeds bijna een jaar niet actief is in de Russische banksector. |