Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1819/95 van David MORRIS aan dee Raad. Toepassing van het Verdrag betreffende de overdracht van veroordeelden

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1819/95 van David MORRIS aan dee Raad. Toepassing van het Verdrag betreffende de overdracht van veroordeelden

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1819/95 van David MORRIS aan dee Raad. Toepassing van het Verdrag betreffende de overdracht van veroordeelden

Publicatieblad Nr. C 356 van 25/11/1996 blz. 0001


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1819/95 van David Morris (PSE) aan de Raad (26 juni 1995)

Betreft: Toepassing van het Verdrag betreffende de overdracht van veroordeelden

Kan de Raad mededelen welke lid-staten het Verdrag betreffende de overdracht van veroordeelden volledig ten uitvoer leggen en welke lid-staten nooit instemmen met overdracht in gevallen waarin nog douaneschulden moeten worden betaald?

Welke maatregelen is de Raad voornemens te treffen teneinde ervoor te zorgen dat alle lid-staten van de EU volledig in overeenstemming met de geest van het Verdrag handelen?

Gecombineerd antwoord op de schriftelijke vragen E-1378/95, E-1819/95 en E-1885/95 (10 oktober 1996)

1. De Raad herinnert het Geachte Parlementslid eraan dat het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, dat op 21 maart 1983 door de Raad van Europa is opgesteld, door alle Lid-Staten van de Europese Unie is ondertekend en bekrachtigd.

2. Hoe de Verdragen van de Raad van Europa inzake justitiële samenwerking in strafzaken - met inbegrip van het Verdrag van 21 maart 1983 - in de praktijk worden toegepast, wordt binnen deze internationale organisatie door een permanente groep van deskundigen bestudeerd; deze groep kan ook voorstellen aan het Comité van Ministers voorleggen.

Zo is de Raad van de Europese Unie op de hoogte van Aanbeveling R(92)18 inzake de praktische toepassing van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, die op 19 oktober 1992 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa is aangenomen.

In deze Aanbeveling wordt de Regeringen van de Lid-Staten van de Raad van Europa verzocht onder andere maatregelen te treffen waardoor zij niet meer verplicht zijn de overbrenging te weigeren louter op grond van het feit dat de boetes die in verband met zijn veroordeling aan de gevonniste persoon zijn opgelegd, niet zijn voldaan of dat een vervangende hechtenis is opgelegd.

3. Het is niet de taak van de Raad om erop toe te zien dat de bepalingen van de Verdragen inzake de overbrenging van gevonniste personen door de Lid-Staten worden toegepast.

4. Niettemin overweegt de Raad of het mogelijk is de bestaande instrumenten op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken, alsmede op het gebied van de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen, te onderzoeken en aan te passen.