Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3185/95 van Arthur NEWENS aan de Commissie. Overeenkomst ter uitvoering van het Verdrag van Schengen en vrij verkeer van onderdanen van derde landen ingevolge het Verdrag (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3185/95 van Arthur NEWENS aan de Commissie. Overeenkomst ter uitvoering van het Verdrag van Schengen en vrij verkeer van onderdanen van derde landen ingevolge het Verdrag (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3185/95 van Arthur Newens (PSE) aan de Commissie (29 november 1995)

Betreft: Overeenkomst ter uitvoering van het Verdrag van Schengen en vrij verkeer van onderdanen van derde landen ingevolge het Verdrag

Naar gebleken is, voegen sommige Schengen-landen automatisch een rapport over alle onderdanen van derde landen die uit hun land geweerd zijn aan het Schengen-Informatiesysteem toe, zonder te overwegen of dit van invloed zou kunnen zijn op de rechten van de betrokkenen inzake het vrije verkeer binnen de overige EU-lid-staten (b.v. als echtgeno(o)t(e) van een EU-onderdaan). De wering van onderdanen van derde landen uit een Schengen-land heeft geleid tot de automatische wering uit alle Schengen-landen sedert 1 juli 1995, ook al had er tevoren geen bezwaar tegen bestaan dat de betrokkenen naar andere Schengen-landen zou reizen.

Zijn de Commissie dergelijke gevallen bekend? Zo ja, welke maatregelen wil zij dan nemen om dergelijke flagrante inbreuken op de rechten van onderdanen van derde landen inzake het vrije verkeer zoals deze voortvloeien uit de EU-Verdragen en welke veroorzaakt worden door het Verdrag van Schengen, te voorkomen?

Gecombineerd Aanvullend Antwoord van de heer Monti namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3184/95 en E-3185/95 (25 juni 1996)

De door het geachte parlementslid aangehaalde problemen waren het voorwerp van een grondig onderzoek, zowel in het kader van de Schengen-groep (waaraan de Commissie als waarnemer deelneemt) als in het kader van de onderhandelingen over het ontwerp van overeenkomst betreffende de controle op personen bij overschrijding van de buitengrenzen van de Lid-Staten ((COM(93)684, PB C 11 van 15.1.1994. )), door de Commissie ingediend in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Commissie is thans in staat om de resultaten van die werkzaamheden mede te delen.

In het kader van de Unie hebben de besprekingen geleid tot de goedkeuring van het principe dat de onderdanen van derde landen die het vrij verkeer van personen ingevolge het gemeenschapsrecht genieten, niet worden ingeschreven op de gemeenschappelijke lijst van vreemdelingen aan wie volgens het Europees informatiesysteem de toegang tot het grondgebied wordt geweigerd. Na de bevestiging van dit principe bepaalt de door de vijftien Lid-Staten goedgekeurde tekst dat "(de hier bedoelde personen) die vallen onder de werking van het gemeenschapsrecht evenwel op de gemeenschappelijke lijst kunnen worden ingeschreven indien de omstandigheden van die inschrijving in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht¨. Er is ook bepaald dat "indien wordt vastgesteld dat een persoon die is ingeschreven op de gemeenschappelijke lijst van niet toe te laten personen een persoon blijkt te zijn die onder de werking van het gemeenschapsrecht valt, die inschrijving slechts kan worden gehandhaafd indien zij verenigbaar is met het gemeenschapsrecht. Indien dit niet het geval is, neemt de Lid-Staat die de inschrijving heeft verricht alle nodige maatregelen om de inschrijving van de betrokken persoon ongedaan te maken¨.

Wat betreft de gemeenschappelijke lijst van niet-toelaatbare personen in het Schengen-Informatiesysteem, heeft de Schengen-groep in een verklaring die het uitvoerend comité op 18 april 1996 heeft goedgekeurd de in het kader van de Unie weerhouden oplossing woordelijk overgenomen.

De Commissie heeft bij het uitvoerend comité-Schengen een soortgelijke verklaring laten optekenen als die welke in het kader van de gesprekken binnen de Unie is ingediend, vaststellende dat "de inschrijving van een persoon die onder de werking van het gemeenschapsrecht valt op de gemeenschappelijke lijst van personen waaraan de toegang tot het grondgebied moet worden geweigerd, enkel verenigbaar is met het gemeenschapsrecht indien de betrokkene geacht wordt een ernstige, actuele en reële bedreiging te vormen voor de openbare orde en veiligheid van elke contractpartij¨.