SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3468/95 van de leden Martina GREDLER , Elly PLOOIJ-VAN GORSEL aan dee Raad. Herziening van het Euratom-Verdrag

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3468/95 van Martina Gredler (ELDR) en Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Raad (3 januari 1996)

Betreft: Herziening van het Euratom-Verdrag

In de preambule van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) werden formuleringen gebruikt die momenteel totaal verouderd zijn. Vrijwel niemand is heden ten dage nog van mening dat "de kernenergie de voornaamste hulpbron vormt welke de ontwikkeling en de vernieuwing van de produktie zal verzekeren en de vooruitgang van de werkelijke vrede mogelijk te maken¨. Ook is het niet meer de bedoeling van de meeste lid-staten en hun bevolking om "de voorwaarden te scheppen tot ontwikkeling van een krachtige industrie op het gebied van de kernenegie¨.

Kan de Raad zich ook heden ten dage nog verenigen met de formuleringen in de preambule, die destijds de reden vormde voor de verdragsluitende partijen tot het sluiten van een verdrag?

Wanneer dit niet het geval is, overweegt de Raad om over te gaan tot een herziening van het Euratom-Verdrag en wel in die zin dat de thans nog relevante bepalingen uit het Euratom-Verdrag in het EG-Verdrag kunnen worden geïntegreerd?

Heeft men eraan gedacht om het vraagstuk van een herziening van het Euratom-Verdrag op te nemen op de agenda van de Intergouvernementele Conferentie van 1996?

Antwoord (2 augustus 1996)

Dankzij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie heeft de Raad op normale wijze zijn werkzaamheden kunnen verrichten in het kader van de bepalingen van dit Verdrag.

Tot een eventuele herziening van het Euratom-Verdrag kan alleen door de Intergouvernementele Conferentie worden besloten en zij vereist eenparigheid van stemmen van de Lid-Staten. Het vraagstuk van de herziening van het Euratom-Verdrag is door een aantal Lid-Staten ter sprake gebracht.