Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3578/95 van de leden Edith MÜLLER , Wilfried TELKÄMPER aan dee Raad. EU-wapenembargo tegen Nigeria

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3578/95 van de leden Edith MÜLLER , Wilfried TELKÄMPER aan dee Raad. EU-wapenembargo tegen Nigeria

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3578/95 van Edith Müller (V) en Wilfried Telkämper (V) aan de Raad (10 januari 1996)

Betreft: EU-wapenembargo tegen Nigeria

Op 16 november jl. heeft de Raad het wapenembargo van de Unie en haar lid-staten tegen Nigeria opnieuw bevestigd en nog versterkt. Maar opnieuw vallen transacties die vroeger al afgesloten zijn niet onder het embargo.

Welk militair materiaal hebben de EU-lid-staten aan Nigeria geleverd tussen het EU-wapenenbargo van 1993 en dat van 1995, welke lid-staten zijn de leveranciers, en voor welke totale bedragen hebben ze geleverd? Hoe zijn die transacties gefinancierd en in hoeverre hebben ze bijgedragen tot de enorme buitenlandse schuld van Nigeria? In welke gevallen (voor zover er zijn) is een vermoedelijke weigering bevestigd en uitgevoerd? Beschouwt de Raad de levering van pantservoertuigen door Frankrijk (in 1994), van motorartilleriestukken door Italië (1994) en gevechtstanks door Engeland (1994) als overtredingen van het embargo van 1993?

Zou de levering van 300 gepantserde troepentransportwagens, die onlangs in Oostenrijk besteld zijn, een overtreding van het nieuw embargo vormen, of een schending van de acht criteria die de Europese Raad in 1991 voor wapenleveringen vastgesteld heeft, en die onder andere omvatten de eerbiediging van de rechten van de mens in het land van uiteindelijke bestemming, meer bepaald spanningen of interne gewapende conflicten?

Wat is de invloed van het nieuw embargo op goederen die twee gebruiksmogelijkheden hebben, of is er geen invloed? Heeft het embargo betrekking op fabricatievergunningen, reserve-onderdelen, logistieke steun, onderhoud en opleiding? Geldt het embargo alleen voor dodelijke wapens? Geldt het embargo voor niet dodelijke wapens (rubberkogels), politieuitrusting en uitrusting voor oproerbeheersing, toxicologisch werkzame produkten (CS-gas), en foltertuigen?

Antwoord (11 juni 1996)

In de op 19 november 1993 bekendgemaakte verklaring over Nigeria heeft de Europese Unie de onderbreking van het democratiseringsproces in Nigeria als gevolg van de machtsoverneming door een militaire dictatuur veroordeeld, en heeft zij haar besluit aangekondigd om de gevolgen van deze terugslag in het democratiseringsproces in Nigeria onverwijld te onderzoeken.

In een op 7 december 1993 bekendgemaakte mededeling aan de pers heeft het Voorzitterschap namens de Europese Unie aangekondigd dat de Lid-Staten van de Europese Unie onder meer alle nieuwe exportvergunningen betreffende defensiemateriaal per geval zullen onderzoeken, waarbij ervan wordt uitgegaan dat deze worden geweigerd. De Lid-Staten van de Unie zijn overeengekomen dat deze maatregel betreffende de uitvoer van defensiemateriaal betrekking zou hebben op alle categorieën van wapens, dat wil zeggen vernietigingswapens en de munitie daarvoor, bewapende emplacementen, niet-bewapende emplacementenn en bijkomende uitrusting.

In het kader van het op 20 november 1995 (op basis van artikel J.2 van het VEU) aangenomen gemeenschappelijk standpunt over Nigeria heeft de Raad besloten een embargo ten aanzien van dit land in te stellen. Dit embargo heeft niet alleen betrekking op vernietigingswapens en de munitie daarvoor, bewapende emplacementen, niet-bewapende emplacementen en bijkomende uitrusting, maar ook op onderdelen, reparaties, onderhoud en overdracht van militaire technologie. Dit gemeenschappelijk standpunt laat contracten die vóór de datum van inwerkingtreding van het embargo van kracht zijn geworden, onverlet. Het embargo heeft geen betrekking op goederen voor tweeërlei gebruik, maar die van kracht zijnde Europese regelgeving vereist wel een exportvergunning voor deze goederen.

Zoals de Geachte Afgevaardigde weet, ligt het op de weg van de Lid-Staten, die op nationaal niveau op de wapenuitvoer toezien, om dit besluit ten uitvoer te leggen. De Raad heeft geen kennis gekregen van een eventuele verkoop door Lid-Staten van de Unie van goederen uit de categorieën die onder de diverse in de Unie overeengekomen restrictieve maatregelen vallen.