Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1069/96 van Richard HOWITT aan de Commissie. Uitbreiding van de aanlegvergunning voor een vuilstortplaats in Aveley (Thurrock)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1069/96 van Richard HOWITT aan de Commissie. Uitbreiding van de aanlegvergunning voor een vuilstortplaats in Aveley (Thurrock)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1069/96 van Richard HOWITT aan de Commissie. Uitbreiding van de aanlegvergunning voor een vuilstortplaats in Aveley (Thurrock)

Publicatieblad Nr. C 322 van 28/10/1996 blz. 0029


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1069/96 van Richard Howitt (PSE) aan de Commissie (13 mei 1996)

Betreft: Uitbreiding van de aanlegvergunning voor een vuilstortplaats in Aveley (Thurrock)

Kan de Commissie mededelen wanneer zij haar richtlijn over vuilstortplaatsen aan het Europees Parlement denkt voor te leggen? Bestaat volgens haar de mogelijkheid om via strengere regels voor de inrichting van vuilstortplaatsen met terugwerkende kracht het besluit aan te vechten tot uitbreiding van het stortterrein in Aveley (Essex), mede gezien het toxische karakter van het gestorte afval, de nabijheid van woonwijken en de hinder die de plaatselijke bevolking ondervindt door verkeersdrukte en andere oorzaken?

Gecombineerd Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-1068/96, E-1069/96 en E-1070/96 (4 juli 1996)

1. Krachtens Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ((PB L 175 van 5.7.1985. )) is voor bepaalde soorten projecten een milieu-effectbeoordeling vereist voordat een vergunning wordt verleend. Stortplaatsen voor toxische en gevaarlijke afvalstoffen, zijn in bijlage I van Richtlijn 85/337/EEG opgenomen. Dit betekent dat zij altijd aan een beoordeling moeten worden onderworpen voordat hiervoor een vergunning wordt verleend. Stortplaatsen voor andere soorten afval zijn opgenomen in bijlage II, wat betekent dat zij aan een beoordeling moeten worden onderworpen indien de Lid-Staat van oordeel is dat de stort een aanzienlijk milieu-effect kan hebben.

Daar waar krachtens Richtlijn 85/337/EEG een beoordeling is vereist, moeten het betrokken publiek en de milieu-instanties worden geraadpleegd. Het zijn de Lid-Staten die vaststellen op welke wijze, schriftelijk of via een openbare enquête, het publiek moet worden geraadpleegd. De uiteindelijke beslissing om een vergunning te verlenen wordt genomen door de besluitvormende instantie, die hierbij echter met de resultaten van de beoordeling rekening moet houden.

2. Aangezien het gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 4/96, vastgesteld door de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen ((PB C 59 van 28.2.1996. )), op 22 mei 1996 door het Parlement werd verworpen, bestaat er momenteel geen specifieke richtlijn.

Krachtens artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen, als gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG ((PB L 78 van 26.3.1991. )), moeten de Lid-Staten echter de nodige maatregelen nemen "om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en met name

- zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;

- zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken;

- zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.

De Lid-Staten nemen voorts de nodige maatregelen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden.¨