Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1296/96 van Luigi FLORIO aan dee Raad. Mogelijkheid van gewapende strijd in Italië

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1296/96 van Luigi FLORIO aan dee Raad. Mogelijkheid van gewapende strijd in Italië

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1296/96 van Luigi FLORIO aan dee Raad. Mogelijkheid van gewapende strijd in Italië

Publicatieblad Nr. C 356 van 25/11/1996 blz. 0025


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1296/96 van Luigi Florio (UPE) aan de Raad (24 mei 1996)

Betreft: Mogelijkheid van gewapende strijd in Italië

Zoals bekend, zetten Umberto Bossi, EP-lid en leider van de Lega Nord, alsook de voornaamste figuren van deze beweging al sinds enige tijd openlijk aan tot afscheiding van Noord-Italië. De afgelopen weken heeft de Lega Nord een eigen ordedienst opgericht - de zgn. "groenhemden¨ - en de oprichting aangekondigd van een "regering van Padania¨ en een "bevrijdingscomité¨; bovendien komt sinds ongeveer een jaar het zgn. "parlement van het Noorden¨ in de stad Mantova bijeen.

Dit alles wijst erop dat de leiders van de Lega Nord de overheidsinstellingen steeds meer willen provoceren door middel van steeds opzienbarender daden en steeds krachtiger taal.

Gezien deze situatie kan niet uitgesloten worden dat de politieke strijd ontaardt in een gewapende strijd in Noord-Italië, met niet te voorziene gevolgen voor de Europese eenwording.

Heeft de Raad deze mogelijkheid reeds onder ogen gezien of is hij van plan dit te doen?

Is de Raad gezien deze eventualiteit van mening nu reeds een gemeenschappelijk standpunt te moeten innemen op het stuk van het veiligheidsbeleid in de zin van artikel J.2 van het Verdrag van Maastricht?

Zo neen, welke stappen denkt de Raad te nemen in een situatie die duidelijk in strijd is met de fundamentele doelstelling van dit Verdrag om "vrede en veiligheid in Europa te bevorderen¨?

Antwoord (14 oktober 1996)

De Raad heeft geen aangelegenheden besproken als die waarnaar het Geachte Parlementslid verwijst. Het Geachte Parlementslid is er zich wellicht van bewust dat de door hem vermelde bepalingen inzake veiligheid binnen het door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bestreken beleidsterrein vallen en derhalve ook onder de externe bevoegdheden van de Unie, terwijl het bepaalde in Titel VI van het Verdrag betrekking heeft op samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken. Deze samenwerking laat evenwel de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de Lid-Staten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet (artikel K.2).