SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1302/96 van Ian WHITE aan de Commissie. T1-documenten
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1302/96 van Ian WHITE aan de Commissie. T1-documenten
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1302/96 van Ian WHITE aan de Commissie. T1-documenten
Publicatieblad Nr. C 322 van 28/10/1996 blz. 0053
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1302/96 van Ian White (PSE) aan de Commissie (31 mei 1996)
Betreft: T1-documenten
Artikel 356 van verordening 2454/93 bepaalt het volgende: "De goederen worden, onder overlegging van het document T1, aan het kantoor van bestemming aangebracht. Het kantoor van bestemming vermeldt de resultaten van de verrichte controle, zendt onverwijld een exemplaar terug naar het kantoor van vertrek en behoudt het andere exemplaar¨.
Zou de Commissie dit artikel zodanig kunnen wijzigen dat als de goederen en T1-documenten volgens de regels bij het kantoor van bestemming zijn ingediend, maar dat kantoor verzuimt de bepalingen van de verordening in acht te nemen, de eventuele boetes worden verhaald op de lid-staat waartoe het kantoor van bestemming behoort?
Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (25 juli 1996)
Volgens het artikel van de verordening 2454/93 waarnaar het geachte Parlementslid verwijst, is het bij douanevervoer inderdaad verplicht dat het kantoor van bestemming onverwijld een exemplaar van het T-document aan het kantoor van vertrek terugzendt. Deze terugzending moet in principe binnen de tien werkdagen geschieden na de aanbieding van de documenten en de goederen. Deze termijn bedraagt slechts één werkdag wanneer het om goederen gaat waarvoor het gebruik van de doorlopende zekerheid voorlopig is verboden.
De Commissie of een andere Lid-Staat kan een procedure wegens schending van het Gemeenschapsrecht aanspannen tegen een Lid-Staat die er niet voor zorgt dat zijn douanekantoren deze termijnen in acht nemen, vertragingen van indicentele aard buiten beschouwing gelaten. Volgens het Verdrag kan echter alleen het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een Lid-Staat een boete of dwangsom opleggen, indien deze Lid-Staat niet de maatregelen heeft genomen die hij verplicht was te nemen volgens een eerder arrest, waarbij geconstateerd werd dat hij in gebreke was gebleven.
De mogelijkheid om in het afgeleide recht bepalingen op te nemen, op grond waarvan de Lid-Staten rechtstreeks geldboetes kunnen worden opgelegd wanneer deze niet aan hun verplichtingen voldoen, is door de Commissie in overweging genomen, met name in verband met de omzetting en de juiste toepassing van de richtlijnen in verband met de voltooiing van de interne markt. Op douanegebied heeft men echter met verordeningen te maken die rechtstreeks toepasselijk zijn in de Lid-Staten. Daarom heeft men bij het beheer van de douane-unie en de bescherming van de buitengrenzen de voorkeur gegeven aan een permanente samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten. Het is natuurlijk de vraag of deze werkwijze gehandhaafd kan worden indien de goede werking van de douane-unie daardoor niet kan worden gewaarborgd.