Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1577/96 van Eva KJER HANSEN aan de Commissie. Verordening van de Commissie nr. 2454/93 van 2 juli 1993 met de uitvoeringsbepalingen voor de verordening van de Raad nr. 2913/92 (douanetarief van de EU)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1577/96 van Eva KJER HANSEN aan de Commissie. Verordening van de Commissie nr. 2454/93 van 2 juli 1993 met de uitvoeringsbepalingen voor de verordening van de Raad nr. 2913/92 (douanetarief van de EU)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1577/96 van Eva KJER HANSEN aan de Commissie. Verordening van de Commissie nr. 2454/93 van 2 juli 1993 met de uitvoeringsbepalingen voor de verordening van de Raad nr. 2913/92 (douanetarief van de EU)

Publicatieblad Nr. C 305 van 15/10/1996 blz. 0110


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1577/96 van Eva Kjer Hansen (ELDR) aan de Commissie (12 juni 1996)

Betreft: Verordening van de Commissie nr. 2454/93 van 2 juli 1993 met de uitvoeringsbepalingen voor de verordening van de Raad nr. 2913/92 (douanetarief van de EU)

In verordening nr. 2454/93 ((PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. )) wordt bepaald dat artikel 356, lid 2 van het T1-document bij aankomst van de goederen moet worden voorzien van een aantekening over eventueel verrichte controles en onmiddellijk naar de plaats van verzending moet worden teruggezonden.

De Deense vereniging van expediteurs heeft een onderzoek ingesteld bij 600 verzendingen. Het resultaat van dit onderzoek toonde aan dat de T1-documenten gemiddeld 300 dagen onderweg waren alvorens weer op de plaats van verzending van de goederen aan te komen.

Acht de Commissie het aanvaardbaar dat onmiddellijk in de praktijk 300 dagen betekent?

Kan de Commisie mededelen wat er dan met "onmiddellijk¨ wordt bedoeld?

Wat denkt de Commissie te ondernemen opdat de douane-autoriteiten in de lid-staten zich houden aan deze uitleg van onmiddellijk?

Antwoord van de heer M. Monti namens de Commissie (19 juli 1996)

Volgens artikel 356, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van het communautair douanewetboek, dat het geachte parlementslid in zijn vraag citeert, moet het kantoor van bestemming een exemplaar van het T-document onverwijld naar het kantoor van vertrek terugzenden.

Om materiële redenen, zoals de middelen die voor het vervullen van die taak ter beschiking staan en portokosten, wachten de douanediensten van de Lid-Staten in de regel tot zij een aantal formulieren hebben om die tezamen naar het kantoor van vertrek te kunnen terugzenden.

Om te voorkomen dat door deze praktijk onaanvaardbare vertragingen ontstaan, heeft de Commissie de Lid-Staten een administratieve regeling voorgesteld, die in het begin van de jaren tachtig werd goedgekeurd, dat de documenten binnen tien werkdagen na de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden teruggezonden, zelfs indien onregelmatigheden zijn geconstateerd. ((Verzameling Administratieve Regelingen, Conclusies en Interpretaties inzake Douanevervoer en het Enig Document - Doc. XXI/175/94 van 22.76.1994, Deel I, Titel III, Hoofdstuk 1, Afdeling 43, letter F, 1). )) Zelfs indien een kantoor van bestemming deze termijnen strikt aanhoudt, moet nog rekening worden gehouden met de tijd die verstrijkt voordat het document, eventueel via een centralisatiekantoor, weer bij kantoor van vertrek terugkomt.

Bovendien zijn er onlangs maatregelen genomen voor een betere follow up van transacties met fraudegevoelige goederen waarvoor het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk is verboden. Om de financiële consequenties van die maatregelen voor de bedrijven te beperken, heeft de Commissie voorgesteld in Verordening (EEG) nr. 2454 een nieuw artikel 362bis op te nemen, waarin is bepaald dat de documenten die betrekking hebben op bedoelde fraudegevoelige goederen ten laatste op de werkdag volgende op die van de aanbieding van de goederen op de plaats van bestemming moeten worden teruggezonden. Deze nieuwe bepaling is opgenomen in Verordening (EG) nr. 482/96 van de Commissie van 19 maart 1996 ((PB L 70 van 20.3.1996. )).

Er wordt op gewezen dat de Lid-Staten verantwoordelijk zijn voor de terugzending van de exemplaren van het T-document en dat de moeilijkheden die bij de terugzending worden ondervonden uiteindelijk door de automatisering van de douanevervoerprocedures moeten worden opgelost.

De Commissie zal contact opnemen met de Deense autoriteiten om nadere inlichtingen over het in de vraag genoemde geval te verkrijgen.

Mocht daarbij blijken dat een of meer Lid-Staten in gebreke blijven, dan is het niet uitgesloten dat de Commissie ten aanzien van die Lid-Staten de in artikel 169 van het Verdrag genoemde procedure wegens schending van het Gemeenschapsrecht zal inleiden.