SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1698/96 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Uitrusting van zeeschepen
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1698/96 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Uitrusting van zeeschepen
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1698/96 van Amedeo AMADEO aan de Commissie. Uitrusting van zeeschepen
Publicatieblad Nr. C 385 van 19/12/1996 blz. 0026
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1698/96 van Amedeo Amadeo (NI) aan de Commissie (24 juni 1996)
Betreft: Uitrusting van zeeschepen
Kan de Commissie,
gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de uitrusting van zeeschepen (COM(95)0269) ((PB C 218 van 23.8.1995, blz. 9. )), met als fundamentele doelstellingen de veiligheid van de scheepvaart, het nastreven van de geharmoniseerde toepassing van de proefmethoden in de EU, het vrije verkeer in alle lid-staten van de goedgekeurde uitrusting overeenkomstig de communautaire voorschriften en criteria,
overwegende dat de richtlijn echter meer is gericht op het doel van de afschaffing van de belemmeringen voor het vrije verkeer van materiaal dan op verdere verhoging van de veiligheidsniveaus,
overwegende dat niet mag worden afgezien van het doel van de veiligheid,
mededelen:
of zij kan voorzien in een wetgeving ter regeling van de kwestie, waarbij steeds de veiligheid en de milieubescherming op de eerste plaats moeten staan?
Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie (16 september 1996)
De Commissie deelt volledig de mening van het geachte Parlementslid dat veiligheid een essentiële doelstelling is van de regelgeving die sinds de aanneming van de mededeling over een gemeenschappelijk beleid inzake veiligheid op zee in 1993 op het gebied van zeevervoer is voorgesteld.
Meer veiligheid is ongetwijfeld het hoofddoel van het op grond van artikel 84, lid 2, van het EG-Verdrag ingediende voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de uitrusting van zeeschepen. Het voorstel beoogt de prestaties van de uitrusting aan boord van schepen in de Gemeenschap te verbeteren. Een andere nuttige doelstelling van het voorstel is echter het vrij verkeer van uitrusting die vervaardigd is overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn. Lid-Staten dienen zonder verdere controle uitrusting toe te laten die voorzien is van het in de richtlijn bedoelde merk, aangezien dit waarborgt dat de uitrusting aan de desbetreffende veiligheidsnormen voldoet.