SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1762/96 van Ria OOMEN-RUIJTEN aan de Commissie. Opslag van radioactief materiaal in grensgebieden
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1762/96 van Ria OOMEN-RUIJTEN aan de Commissie. Opslag van radioactief materiaal in grensgebieden
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1762/96 van Ria OOMEN-RUIJTEN aan de Commissie. Opslag van radioactief materiaal in grensgebieden
Publicatieblad Nr. C 365 van 04/12/1996 blz. 0031
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1762/96 van Ria Oomen-Ruijten (PPE) aan de Commissie (3 juli 1996)
Betreft: Opslag van radioactief materiaal in grensgebieden
Radioactief materiaal wordt in toenemende mate tijdelijk opgeslagen in grensgebieden gesitueerde opslagplaatsen. Dit leidt tot een groeiende bezorgdheid bij de bevolking in de aangrenzende lid-staten. Kan de Commissie meedelen
1. welke communautaire voorschriften de betrokken burgers, milieuorganisaties en gemeenten de mogelijkheid bieden hun recht op een gezond milieu doelmatig uit te oefenen,
2. of het vigerende communautaire recht een toereikende uitoefening van deze rechten waarborgt en
3. of de Commissie het zinvol acht de samenwerking tussen de lid-staten in de toekomst in politiek en wettelijk opzicht te versterken?
Gecombineerd Antwoord van de mevrouw Bjerregaard namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-1762/96, E-1763/96 en E-1764/96 (16 september 1996)
Alle Lid-Staten exploiteren, in afwachting dat definitieve opslagplaatsen voor sommige categorieën of alle typen afvalstoffen beschikbaar komen, faciliteiten voor de tijdelijke opslag van radioactief afval. De Lid-Staten zijn verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen voor en het houden van toezicht op dergelijke installaties, maar dienen wat de bescherming van de bevolking betreft te voldoen aan de basisveiligheidsnormen ter bescherming tegen straling (Richtlijnen 80/836/Euratom en 84/467/Euratom van de Raad). De maximaal toelaatbare doses werden in de recentelijk aangenomen normen verlaagd (Richtlijn 96/29/Euratom); deze richtlijn moet voor 13 mei 2000 in nationaal recht zijn omgezet.
Artikel 37 van het Euratom-Verdrag verplicht elke Lid-Staat ertoe aan de Commissie de gegevens te verstrekken van elk plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen om te kunnen vaststellen of de uitvoering ervan een besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere Lid-Staat ten gevolge kan hebben. In haar aanbeveling van 7 december 1990 (91/4/Euratom) over de toepassing van artikel 37 stelt de Commissie voor opslagfaciliteiten aan deze procedure te onderwerpen.
De voorgestelde herziening van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ((PB L 175 van 5.7.1985. )) heeft niet alleen betrekking op faciliteiten voor tijdelijke opslag, maar stelt ook meer gedetailleerde procedure-eisen betreffende grensoverschrijdend overleg wanneer een in een Lid-Staat gepland project een aanzienlijk effect op het milieu van een andere Lid-Staat kan hebben. Indien deze nieuwe bepalingen in hun huidige vorm door de Raad worden aangenomen, zijn zij echter toch alleen van toepassing op aanvragen voor een vergunning die bij een bevoegde autoriteit worden ingediend op of na de in de herziene richtlijn aangegeven datum voor omzetting door de Lid-Staten.